Home » Actueel » De Omgevingswet, twee jaar later 

De Omgevingswet, twee jaar later 

Het is inmiddels alweer bijna twee jaar geleden dat de Omgevingswet in werking is getreden, de grootste wetswijziging sinds de Gemeentewet. Toch zijn we er nog niet en ligt de echte finishlijn op 1 januari 2032 met de deadline voor de volledige, gebied dekkende omgevingsplannen. Tot die tijd zullen er nog onder de vlag van de Omgevingswet zaken moeten worden geregeld. 

Hoe hangt de vlag er nu bij?

Medio 2025 is er het eerste rapport verschenen over de werking van de Omgevingswet, namelijk de Monitor Werking Omgevingswet. Op basis van data uit 2024 blijkt dat de overheden in grote lijnen “goed begonnen zijn” met de Omgevingswet. Instrumenten zoals de Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit (BOPA) worden inmiddels al veelvoudig gebruikt en niets wijst op de aanwezigheid van grootschalige problemen in de wetgeving. 

Niet helemaal vlekkeloos 

Toch gaat nog niet alles zonder slag of stoot. Zo zijn er over 2024 en 2025 een aantal storingen geweest in het functioneren van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), wat ten koste gaat van het functioneren van de afdelingen VTH (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving). Ook moet de klant vaak ook nog wennen aan het nieuwe Omgevingsloket. Door nog onvoldoende uitgewerkte vraagbomen komen ze vaak alsnog op de lijn bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan hiernaast, ten opzichte van het oude OLO (Omgevingsloket Online), niet meer meekijken in de aanvraag van de klant, waardoor dienstverlening moeilijk kan zijn. Tot slot zijn de VTH-applicaties continue in doorontwikkeling met features die idealiter al twee jaar geleden aanwezig waren. Dit zorgt vaak voor vertraging in de Omgevingswet-processen, terwijl deze juist versneld zouden moeten zijn. 

De meeste gemeenten hebben inmiddels een 1.0 versie gemaakt van de omgevingsvisie. Dit strategische beleidsdocument voor de gehele gemeenten geeft de (toekomst) visie weer van de gemeenten. Hierin worden echter weinig keuzes gemaakt hoe men (toekomstige) problemen het hoofd wil bieden. Naast de Omgevingsvisie zijn de meeste gemeenten inmiddels gestart met het maken van het omgevingsplan, vaak in de vorm van een pilot gebied met hulp van externe adviseurs. Vanwege de grote vraag zijn er op dit moment te weinig adviseurs. Er is dan sprake van een “valse start” bij het opstellen van een omgevingsplan, aangezien onvoldoende inzichtelijk wordt gemaakt welke belangen en problemen er zijn binnen een bepaald gebied.  Een kritische analyse van de beschikbare data wordt vanwege de druk van (vergunning)procedures overgeslagen.  

Wat gaat er aan komen?

Einde TAM-IMRO 

Het tijdelijk omgevingsplan sluit vaak niet aan bij de nieuwe ontwikkelingen. Tot 2026 kan voor het wijzigen van het omgevingsplan gebruik worden gemaakt van 2 softwarestandaarden, namelijk TAM-IMRO en STOP-TPOD.  Op 1 januari 2026 stopt echter de tijdelijke alternatieve maatregel IMRO, ook wel bekend als TAM-IMRO. Dit was de standaard bij het wijzigen van de “bestemmingsplannen”. TAM-IMRO maakte het mogelijk om nog in het “vertrouwde” IMRO-formaat omgevingsplannen te wijzigen. Straks moet dit gaan lopen via de STOP-TPOD-standaard, een standaard ontwikkeld voor de Omgevingswet. Het grote voordeel van STOP-TPOD is dat de juridische regels straks verbonden zijn aan werkingsgebieden en geometrie. Dit zorgt ervoor dat men straks binnen Regels op de Kaart sneller kan zien welke regels er gelden op een specifieke locatie, zonder regels te zien die niet relevant zijn. Aan de gemeentelijke kant biedt dit ook kansen om een Omgevingsvisie en -plan te publiceren waarbij delen aangepast kunnen worden, in plaats van het nieuw publiceren van de gehele visie. 

Wetgeving en BRO 

Ook komen er een paar wijzigingen aan in de wetgeving. Zo eindigt het overgangsrecht voor het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en ligt er een Verzamelregeling van Infrastructuur en Waterstaat over het onderwerp bodem. In dit laatste wordt vereist om (milieuhygienische) bodemonderzoeken voortaan in een XML-formaat aan te leveren bij de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Hoewel deze verplichting veelal wel wordt gecommuniceerd door de Omgevingsdiensten, is dit nog nieuw voor de gemeentelijke processen. Het gevolg kan zijn dat deze verplichting te laat in een vergunningenproces wordt opgemerkt, waardoor vertragingen kunnen ontstaan.  

Toepasbare regels 

Tot slot zijn de gemeenten en, in mindere maar aanzienlijke mate, omgevingsdiensten tot 2032 aan zet om te komen tot een gebiedsdekkend Omgevingsplan. Onder dit vraagstuk schuilt ook een nieuwe hoeksteen van het fysieke domein, wat bij veel gemeenten ook nog in deze tijd geregeld moet worden: de toepasbare regels. Toepasbare regels zouden complexe, juridische definities moeten vertalen in een vragenboom. Het beantwoorden van deze vragen zou ervoor moeten zorgen dat iedereen gemakkelijk weet wat ze te regelen hebben om activiteiten uit te kunnen voeren.  

Veel gemeenten hebben onder de implementatie van de Omgevingswet al een softwarepakket aangeschaft om toepasbare regels op te stellen. Het gebruik van deze software is bij veel gemeenten echter nog niet geborgd. Hier komt de bekende nieuwe rol van ‘regelanalist’ om de hoek kijken. Het algemene profiel schetst een vrij zware rol, met zowel sterke juridische, analytische als communicatieve vaardigheden, ze moeten namelijk de planregels (vaak juridisch geformuleerd) omzetten naar toepasbare regels waarbij de samenhang van alle regels tot een juiste samenhang (Evenwichtige toedeling van functies aan locaties: EFTAL). Hoewel het logisch is om te wachten met het opstellen van vraagbomen over regelgeving totdat de regelgeving zelf (het omgevingsplan) verder vorm krijgt, is het niet raadzaam om deze processen totaal los van elkaar te zien. De toepasbare regels zorgen namelijk voor een dienstverlening die zowel intern als extern de verbinding maken en communiceren tussen regels, beleid en uitvoering. Een goede implementatie en borging van deze rol zorgt voor transparantie over de regelgeving naar buiten, maar evengoed een afstemming tussen beleid en uitvoering intern. Een slechte implementatie zorgt voor verwarrende communicatie over regelgeving extern en een hoog risico op onuitvoerbaar beleid intern. 

De vraag is in hoeverre deze rol en taken nog nodig gaan zijn in de toekomst: kan de inzet van AI niet de vertaalsleutel tussen juridische planregels en lekentaal zijn? 

Meer weten?

Martijn Kemperman denkt graag met u mee. Neem contact op via de contactpagina om met hem in gesprek te gaan.