Home » Actueel » Regionale samenwerking is topsport

Regionale samenwerking is topsport

Op 7 oktober was het congres ‘Grote Dag van de Kleine Gemeente’. Dit maal in Lunteren. Tijdens het congres organiseerde Telengy een seminar over regionale samenwerking. Aan de hand van twee concrete voorbeelden uit de praktijk: ‘Samenwerking de Liemers’ en ‘Samenwerking Kempengemeenten’, werden ca. 50 deelnemers uitgenodigd om te praten over het onderwerp. Zij deelden ervaringen en de do’s en dont’s.

Samenwerking in de Kempen

Harrie Timmermans, gemeentesecretaris van de gemeente Eersel, trapte af en gaf een korte inleiding over de samenwerking van de Kempengemeenten. Sinds 2003 werken de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden intensief samen op diverse gebieden. De bedoeling is om op deze manier kwalitatief beter en efficiënter te kunnen werken. De gemeenten afzonderlijk zijn “te klein voor het tafellaken en te groot voor het servet”, aldus Harrie Timmermans (rechts op de foto).

De belangrijkste drijfveer om te gaan samenwerken was de wens om zelfstandig te blijven. En toch was het ook niet toevallig dat juist deze vijf gemeenten elkaar opzochten. Geografisch vormen ze één geheel en ook in identiteit zijn er belangrijke overeenkomsten. Hoewel het niet gaat om de omvang, maar om de kracht van de vijf samen, telt de totale samenwerking iets meer dan 85.000 inwoners. Inmiddels is er trotse houding. Er zijn mooie resultaten geboekt. De samenwerking is per 1 januari 2010 begonnen aan een nieuwe fase. Sinds die datum is de samenwerking een gemeenschappelijke regeling met een eigen rechtspersoonlijkheid. Tot de gemeenschappelijk regeling behoren de onderdelen Shared Service Center, Personeel & Organisatie en Intergemeentelijke Sociale Dienst. Deze onderdelen zijn allen operationeel. Er is een organisatie gevormd van ca. 90 fte. Deze omvang staat gelijk aan de omvang van de kleinste gemeente. Bij de start had deze organisatie een omzet van 30 miljoen euro.

Samenwerking De Liemers

De gemeenten Duiven, Westervoort, Rijnwaarden en Zevenaar vormen samen de samenwerking De Liemers. Deze gemeenten zijn inmiddels ca. 4 jaar bezig met het vormgeven van dit samenwerkingsverband. Wim Nabbe, gemeentesecretaris van de gemeente Rijnwaarden, maakte de deelnemers meteen duidelijk dat een dergelijk traject vergeleken kan worden met “het lopen van een marathon”. “Het is een weg van de lange adem, maar het geeft kracht als er resultaten worden geboekt.”

Op 1 januari 2011 wordt de gemeenschappelijke regeling van kracht. Hiermee gaat de al bestaande Regionale Sociale Dienst op in de nieuwe organisatie. En komen hier ook taken te liggen op het gebied van Informatie en Communicatie Technologie en inkoop. Samenwerking De Liemers krijgt vooral uitvoerende taken. De vier gemeenten blijven verantwoordelijk voor hun eigen beleid. Daardoor wordt de lokale autonomie niet aangetast. Bovendien is er altijd ruimte voor maatwerk per gemeente. De organisatie wordt ongeveer 60 fte groot. Het samenwerkingsverband bestrijkt een gebied met een kleine 85.000 inwoners.

Samenwerken is topsport

Gespreksleider Henk Albers vergeleek het opzetten van een geslaagde samenwerking met topsport; een kwestie van focus, inzet, lange adem en winnen (resultaten boeken). En vroeg zich af of dit herkenbaar was en ‘de wedstrijd’ daadwerkelijk met het beste team werd gespeeld. Deze vergelijking ging inderdaad op. Voor de samenwerking De Liemers startte de wedstrijd met nogal wat oud zeer en ‘de ruggen tegen elkaar’ en de wetenschap dat de gemeenten te klein waren om de toekomstige uitdagingen aan te gaan. Stapje voor stapje werd vertrouwen gewonnen, vooral op bestuurlijk en managementniveau, werden agenda’s op elkaar afgestemd en werd er gebouwd aan een hecht team.

Voor de Kempengemeenten startte de wedstrijd pas echt in 2005. Er was wel snel een intentie om een samenwerking aan te gaan, er waren immers ook geen argumenten tegen, echter de eerste jaren werd er vooral veel gepraat. In 2005 ontstond de wil om het “oeverloze geouwehoer” te doorbreken en gingen we pas echt van start. Beide secretarissen bevestigden dat tijdens de wedstrijd steeds waar mogelijk de beste mensen uit de eigen organisatie worden ingeschakeld en dat de samenstelling van het team niet heilig is. Als de prestatie van een medewerker in het team niet voldoende is, wordt hij gewisseld. Van spelers mag en moet verwacht worden dat zij de wil en het vermogen hebben om samen te werken. Dit ‘wisselen’ vergt leiderschap op het juiste moment. Het is niet leuk, maar wel noodzakelijk om het gewenste resultaat te boeken. Op gevoelige onderdelen, bijvoorbeeld bij het opstellen van business cases, worden externen ingeschakeld. “Je laat immers het kalkoen ook niet zijn eigen kerstmaal voorbereiden”, aldus Harrie Timmermans.

En wat vonden de deelnemers?

Geen enkele deelnemer was tegen samenwerking. Er heerste vooral nieuwsgierigheid in de zaal, hetgeen leidde tot uiteenlopende vragen als. Waarom ligt de focus in beide verhalen zo sterk op bedrijfsvoering? Hoe voer je een discussie met de gemeenteraad over een gemeenschappelijke regeling? Was er weerstand op de werkvloer? Hoe is de huisvesting geregeld? Er ontstond een levendige interactie waarbij een rode draad ontstond die je kon verpakken in advies.

En wat zouden beide secretarissen echt anders doen?

Het boeiende seminar werd afgesloten met wijze woorden van beide secretarissen. Want mochten zij nogmaals zo’n traject begeleiden dan zou Wim Nabben zich inzetten in het nog actiever en meer verleiden van de anderen tot een tempoversnelling. Deze uitspraak was heel herkenbaar voor Harrie Timmermans. Als hij nogmaals een dergelijk traject zou vormgeven zou hij vaker stil willen staan bij de principiële vraag: ”Willen we dit nu echt”. Het draait om ego’s en intrinsieke motivatie. Zijn inziens wordt 80% van de resultaten bereikt door sfeer en onderling vertrouwen. Zijn devies is leiderschap tonen door meer te doen en minder te praten.

“Bestuurskracht gaat over vraag: kunnen we goed samenwerken?”

Vele kleinere gemeenten beroepen zich er op dat de bestuurskrachtmeting uitwijst dat ze het prima aan kunnen. Daar pronken ze dan mee: “kijk eens, wij zijn krachtig genoeg om onze eigen boontjes te doppen. Begin bij ons niet over herindeling of schaalvergroting”. Dit gebeurt soms al bij gemeenten van 10.000 inwoners. Tijdens de Grote dag van de Kleine gemeente poneerde Linze Schaap de stelling: “Bestuurskracht gaat over de vraag: kunnen we goed samenwerken?”. Hiermee impliceerde hij dat het bij bestuurskracht niet alleen gaat om te laten zien wat je zelf allemaal kunt, maar dat je ook laat zien dat je goed kunt samenwerken. Met andere woorden: als je als kleine gemeente goed en constructief kunt samenwerken (en niet per se alles zelf wilt doen) en daarnaast je eigen zaken redelijk op orde hebt, dan heb je bestaansrecht. Met deze stelling zijn beide secretarissen en Telengy het van harte eens.