Auteursarchief: Arno van Waesberghe

Integrale benadering noodzaak onder Omgevingswet

Lees het gehele artikel

Telengy-adviseur Arno van Waesberghe deelt zijn ervaringen als programmamanager van een jaar werken onder de Omgevingswet.

De Jaarwisseling, gewoontegetrouw een tijd om terug te blikken en vooruit te kijken. We werken inmiddels bijna een jaar onder de Omgevingswet. Een jaar waarin voorzover bekend geen grote ongelukken gebeurd zijn. De overgang naar de Omgevingswet is eigenlijk best soepel verlopen. Dat wil niet zeggen dat we nu stil kunnen zitten en achterover kunnen leunen. Op verschillende onderdelen. Is ook het komend jaar flink werk te verzetten.  

Voorkom sectorale stapeling

In mijn eigen dagelijkse praktijk zie ik dat we afgelopen jaar al flinke stappen hebben gezet naar een meer integrale benadering van de vraagstukken en initiatieven die spelen in de fysieke leefomgeving. Het sociaal en fysiek domein vinden elkaar steeds beter en leren stap voor stap elkaars taal te spreken. De integrale benadering is noodzakelijk om tot een antwoord te komen op alle maatschappelijke opgaven waar de gemeente voor staan. We kampen bijvoorbeeld met een tekort aan woningen, netcongestie en de biodiversiteit vraagt ook de nodige aandacht. Een sectorale benadering van deze problemen zorgt ervoor dat door de opeenstapeling van beleid nagenoeg geen initiatieven van de grond komen. We zullen op zoek moeten naar oplossingen door alle beleidsvelden in samenhang te benaderen. 

Samenhang gevraagd

Deze samenhang is van belang bij het maken van een omgevingsvisie. Gemeenten die hier nog niet mee gestart zijn moeten hier zeker in 2025 mee starten. De visie moet namelijk voor 1-1-2027 klaar zijn. De samenhang is ook van belang bij de transitie van het tijdelijk naar het integraal omgevingsplan.  Ook dit is een traject waar gemeenten in 2025 druk mee zullen zijn. De periode tot 2030 lijkt lang, maar om alle bestemmingsplannen en verordeningen tijdig op te nemen in het integraal omgevingsplan is een enorme opgave.  

Verbetercyclus

Naast deze majeure opgaven lopen ook de opgaven uit 2025 door. We leren steeds beter werken met de Omgevingswet. Om hier de vruchten van te plukken is het goed een continue verbetercyclus in te richten. Zorg dat je met regelmaat je werkprocessen, werkafspraken en samenwerkingsafspraken met ketenpartners evalueert en bijstelt waar nodig. Deze zelfde aanpak kan je natuurlijk op je dienstverlening en de toepasbare regels inrichten. Met het eenmalig inrichten hiervan hebben we een startpunt gecreëerd op basis van de kennis die we vooraf hadden. Nu is het tijd om de ervaring te benutten en door te ontwikkelen.

Meer weten?

Voor meer informatie kun je contact opnemen met Arno van Waesberghe, 06 39 06 62 58 of a.v.waesberghe@telengy.nl.

 

 

Marktverkenning plan- en regelbeheersoftware

Lees het gehele artikel

De Omgevingswet gaat per 1 januari 2024 in maar wij zijn er niet van overtuigd dat we de juiste keuze gemaakt hebben voor de plan- en regelbeheersoftware. Met die vraag kwamen 2 gemeenten in oktober 2023 bij mij. Deze gemeenten hadden een keuze gemaakt voor beide applicaties en gebaseerd op de kennis van dat moment was dat een prima keuze. Na een aantal maal uitstel van de wet en het zien hoe de applicatie zich ontwikkeld had waren er wel wat twijfels gerezen bij deze keuze. Om een goed onderbouwd besluit te nemen over het voortzetten van de huidige contracten of juist de keuze te maken voor een nieuwe leverancier wilden de gemeenten graag op een snelle en zorgvuldige manier inzicht krijgen in de verschillende partijen die zich in deze markt begeven. 

Op basis van deze vraag hebben we afgesproken een korte marktverkenning uit te voeren. Gericht op het verzamelen van informatie over de verschillende leveranciers en hun applicaties. De aandachtsgebieden hierbij zijn de beschikbare functionaliteit; ontwikkeling; betrouwbaarheid van leverancier en applicatie en gebruiksvriendelijkheid. In vier korte stappen is het gelukt om de gemeenten het inzicht te geven dat ze zochten. 

Voorbereiding

Samen met de programmamanagers van deze gemeenten hebben we een selectie gemaakt van de partijen die we in de marktverkenning wilden betrekken. Op basis van de, enigszins verouderde, marktconsultaties van de VNG en de actuele onderwerpen is een vragenlijst opgesteld. Actuele onderwerpen spelen met name op het gebied van de plansoftware. Daar zitten de grootste technische uitdagingen zoals de plan-plan koppeling, parallelle wijzigingen en voor sommige leveranciers het publiceren van bijvoorbeeld het voorbereidingsbesluit.  

Marktoriëntatie

Met de vragenlijst hebben we de geselecteerde leveranciers benaderd. Deze stap speelde eind vorig jaar. Een periode waarin de leveranciers druk bezig waren met de laatste voorbereiding voor de inwerkingtreding. Om die reden is de vragenlijst zo compact mogelijk gehouden met als doel een beperkte tijdsinvestering van de leveranciers en toch een zo compleet mogelijk beeld voor de gemeenten. Gelukkig lukte het om de meest leveranciers te verleiden mee te werken aan het onderzoek. Zo is een eerste beeld ontstaan van de functionaliteit van de verschillende oplossingen in de markt en de geplande ontwikkelingen. 

Referentie onderzoek 

Met de antwoorden uit de marktoriëntatie hebben we voor iedere leverancier een referentiegemeente benaderd. Dit heeft mooie gesprekken opgeleverd over de ondersteuning door de leverancier; de beschikbare functionaliteit en de gebruiksvriendelijkheid. Een belangrijke constatering uit deze gesprekken is dat de leveranciers die inhoudelijke (planologische) kennis in huis hebben beter scoren, met name op de ondersteuning. Hun grootste voordeel is dat ze de kennis van de applicatie direct kunnen verbinden aan de kennis over het Omgevingsplan of de toepasbare regels.  

Uitwerking 

De resultaten van de marktoriëntatie zijn uitgewerkt in een matrix met alle detailinformatie. Op basis hiervan zijn de resultaten samengevat voor beide gemeenten. Het tastbare resultaat hiervan is een overzicht waarin de belangrijkste informatie overzichtelijk gepresenteerd is. Een veel belangrijker resultaat was het gesprek over de resultaten. Daarin hebben we goed duiding kunnen geven aan de verkregen inzichten. Zoals ook in de opdracht afgesproken, hebben we bewust geen conclusie verbonden aan het marktonderzoek. Deze conclusie is aan de gemeenten. Een keuze die ze nu goed onderbouwd kunnen maken.

Aanbesteden in 2024?

Het lijkt wat vreemd, maar meerdere gemeenten gaan in het eerste jaar van inwerkingtreding van de Omgevingswet een of meerdere applicaties aanbesteden. Met name die gemeenten die al enkele jaren geleden met nieuwe software aan de slag zijn gegaan, zijn door de diverse uitstelperiodes in het eerste ‘inwerkingstredingsjaar’ alweer toe aan een aanbesteding. Dan is het goed te weten dat er actueel materiaal beschikbaar is dat helpt bij een eerste marktoriëntatie van plan- en regelbeheersoftware.

Adviesrecht van de gemeenteraad binnen de termijn, hoe dan?

Lees het gehele artikel

Onder de Omgevingswet doet de buitenplanse omgevingsplan activiteit (Bopa) zijn intrede. In de basis is het niet nieuw. De Wabo kent ook de buitenplanse omgevingsvergunning. Wat wel nieuw is, is dat deze vergunning in de meeste gevallen standaard in de reguliere procedure behandeld moet worden. Dat is dus 8 weken met eventueel een verlenging van 6 weken. Gelukkig is dit nu wel een termijn van orde waardoor de van rechtswege verkregen vergunning verdwijnt.

Toch zal het een hele uitdaging zijn om binnen de termijn een dergelijke Bopa-aanvraag te behandelen. Daar komt nog bovenop dat in bepaalde situaties, die door de gemeenteraad aan te wijzen zijn, de aanvraag valt onder het verzwaard adviesrecht van de raad. Dat betekent een traject langs de gemeenteraad. Dit kost in de gemiddelde gemeente al snel een week of 10. En dan rekenen we het zomerreces niet eens mee.

Vooroverleg kan adviesrecht raad ruimte bieden

Eén van de grote uitdagingen bij het inrichten van de omgevingswetprocessen is dan ook: hoe gaan we het adviesrecht van de gemeenteraad inpassen in de maximaal 14 weken die we hebben. Het antwoord hierop ligt mogelijk in het goed organiseren van het vooroverleg. Door samen met de initiatiefnemer in het vooroverleg te werken naar een aanvraag in concept. Deze aanvraag in concept is een volledig uitgewerkte aanvraag, exact zoals de initiatiefnemer deze in wil dienen. Deze aanvraag kan, als afsluiting van het vooroverleg al voorgelegd worden aan de raad voor een advies. Hiermee organiseer je een traject met de gemeenteraad buiten de termijn van 8 weken. Zo geef je de ambtelijke organisatie en de gemeenteraad de ruimte om een zorgvuldige afweging te maken. En de initiatiefnemer heeft nog voordat hij de aanvraag definitief indient vrijwel de zekerheid dat dit tot een vergunning gaat leiden. Een win-win situatie dus.

Door als gemeente samen te werken met de initiatiefnemer in het voortraject kan je goede afspraken maken over het in te zetten participatietraject, één van de indieningsvereisten voor de Bopa. En je borgt dat de aanvraag in één keer volledig ingediend kan worden.

Intrekken aanvraag voor indienen vooroverleg

Deze werkwijze kan prima ingezet worden op het moment dat de initiatiefnemer zich voor de definitieve aanvraag meldt bij de gemeente met het verzoek tot vooroverleg. Maar wat doe je als je ineens een aanvraag voor een Bopa als definitieve aanvraag binnenkrijgt. Op dat moment is het aan te raden om met de aanvrager in gesprek te gaan met het verzoek zijn aanvraag in te trekken en deze als vooroverleg in te dienen. Let op dat je dit wel faciliteert in je legesverordening. De aanvraag van de vergunning is het belastbare feit. Dus op dat moment is de aanvrager al leges verschuldigd. Dit kan je ondervangen door in de legesverordening op te nemen dat het intrekken van een aanvraag in de eerste week/weken 100% korting op de leges geeft indien het initiatief gelijktijdig ingediend wordt als aanvraag vooroverleg.

Uitgebreide procedure?

Als de initiatiefnemer niet mee wil werken aan een vooroverleg dan is er nog de uitweg om de aanvraag in een uitgebreide procedure te behandelen. Dit kan met instemming van de aanvrager of als het college bepaalt dat de gevolgen van de Bopa aanzienlijk zijn of verwacht dat er veel bedenkingen van belanghebbenden zijn. De initiatiefnemer kan in de laatste situatie nog wel zijn zienswijze indienen. De uitgebreide procedure geeft je in ieder geval 26 weken de tijd om tot een besluit te komen. Daar moet dan wel een zienswijzeprocedure in doorlopen worden. Ook die kost vaak veel tijd.

Gemotiveerd weigeren?

Is de uitgebreide procedure ook geen optie, dan blijft er niets anders over dan de aanvraag in de reguliere procedure te behandelen. Het klinkt dan verleidelijk om tot een snel besluit te komen, dan maar de vergunning te weigeren. Dat kan echter niet zomaar en zal niet de voorkeur hebben. Er moet op inhoudelijke gronden gemotiveerd worden waarom het college geen gebruik maakt van haar bevoegdheid om af te wijken van het Omgevingsplan. Daar komt nog bij dat de weigering van een Bopa die valt onder het verzwaard adviesrecht van de gemeenteraad ook voor advies naar de raad moet.  Daar komt de doorlooptijd richting de raad dus weer om de hoek.

Voorrang zonder vooroverleg?

Door de reguliere procedure gewoon te doorlopen en een zorgvuldige afweging te maken die je voor advies aan de gemeenteraad voorlegt, zal je waarschijnlijk de termijn van 14 weken (8 weken + 6 weken verlenging) overschrijden. Vanuit dienstverlening misschien niet wenselijk, aan de andere kant. Als de initiatiefnemer zich formeel opstelt en binnen de termijn een besluit vraagt zonder vooroverleg, verdient die dan om met ‘voorrang’ behandeld te worden? Het risico dat overblijft, is dat de initiatiefnemer een in gebrekestelling in het kader van de wet dwangsom indient. De kans dat dit gebeurt, is echter klein. De ervaring leert dat in de huidige situatie de termijn van 26 weken voor een buitenplanse Omgevingsvergunning ook niet altijd gehaald wordt en dat dit (bijna) nooit tot een dwangsom aanschrijving leidt. De belangen van de initiatiefnemer zijn daarvoor te groot.

Vooroverleg biedt ruimte en zorgvuldige afweging

De moraal van dit verhaal: laat je niet in alle bochten wringen om de Bopa, die onder het adviesrecht van de gemeenteraad valt, binnen de wettelijke termijn af te handelen. Probeer bij voorkeur via het vooroverleg de ruimte te nemen om samen tot een zorgvuldige afweging te komen en leg deze voor aan de gemeenteraad voor advies. Natuurlijk biedt het inkorten van de doorlooptijd van besluitvorming in de gemeenteraad van 10 weken ook voldoende kansen, maar of dat op korte termijn te realiseren is in het vaak in-beton-gegoten-vergaderschema van college, commissie en gemeenteraad…

Ja mits… ook zonder de Omgevingswet vanaf 1 januari 2023!

Lees het gehele artikel
Met medewerking van Ton de Wit, Anne-Marie Bruggert, Masja Roselaar, Harrie Dahlmans, Arjan Kloosterboer, Luc Aarts en Peter ter Telgte.

De kogel is door de kerk. Het voorstel is de inwerkingtreding van de Omgevingswet uit te stellen tot 1 juli 2023. De minister zal dit inbrengen in het debat met de Eerste Kamer. Een goed besluit of niet, daar wil ik het hier niet over hebben. De vraag is, wat gebeurt er met alle inspanning die je tot nu toe geleverd hebt en hoe houd je de organisatie warm voor de verandering die de Omgevingswet voorstaat.

Oorspronkelijke doelstelling actueel

De afgelopen jaren heeft de techniek veel aandacht opgeëist, daarmee lijkt de oorspronkelijke doelstelling van de Omgevingswet wat naar de achtergrond te verdwijnen. Maar juist deze doelstelling ondersteunt de ambitie die eigenlijk elke gemeente wel heeft: een optimale dienstverlening. De slag van ‘Nee tenzij’ naar ‘Ja mits’. Die ruimte geeft de huidige wetgeving ook al. Wachten met de verbetering van de dienstverlening hoeft dus niet.

‘Ja, mits’

Uiteraard zijn er ontwikkelingen die echt verbonden zijn met de Omgevingswet. Maar die zitten vooral in de wettelijke kaders en het gebruik van de techniek. Bestemmingsplannen, regelgeving en het huidige OLO (Omgevingsloket Online) blijven nog even. Maar binnen deze kaders kun je al volop aan de slag met bijvoorbeeld procesoptimalisatie, participatie, de dienstverlening, betere informatie geven over activiteiten, verkorting van procedures. Er kan veel vanuit de andere manier van denken.  ‘Ja mits’ past ook onder de Wabo.

Het zou jammer zijn om alle ontwikkelingen nu stil te leggen, daardoor gaan veel van de goede ideeën en ontwikkelingen in de ijskast, of nog erger… verloren. Je kunt de ontwikkeling van de organisatie en de dienstverlening gewoon loskoppelen van de invoeringsdatum van de Omgevingswet. En dan kun je doorgaan met je huidige dienstverlening te verbeteren, processen efficiënter in te richten en de cultuurverandering naar ‘Ja mits’. En dat allemaal in de geest van de Omgevingswet. Ook in de huidige processen is afstemming en samenwerking met de ketenpartners van belang. De afspraken die nu in de verschillende regio’s gemaakt worden kunnen (deels) ook prima binnen de huidige wetgeving gebruikt worden. Het vooroverleg, één van de belangrijke processen binnen de Omgevingswet, past ook prima binnen de kaders van de huidige wetgeving. Juist in deze fase kun je ervaring op doen met de ‘Ja mits’ benadering.

Drie vliegen in één klap

Door nu te investeren op de onderdelen die je vooruitlopend op de Omgevingswet in gebruik kunt nemen sla je niet twee maar drie vliegen in één klap. Je sorteert voor op de komst van de Omgevingswet, je gaat nu al verbeteringen doorvoeren in je processen en dienstverlening en je houdt de organisatie in ontwikkeling. In beweging blijven kost namelijk minder energie dan stoppen en opnieuw opstarten. Uitstel van de Omgevingswet hoeft dus geen uitstel van je eigen ambities te betekenen.

Analyseer, rond af en zet voorlopig ‘on-hold’

Om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden is een analyse van de huidige status en situatie nodig. Hoe ver ben je nu en waar kun je verder gaan en waarmee niet. Uiteraard rekening houdend met de herbruikbaarheid bij uiteindelijke invoering van de Omgevingswet. Met dat inzicht kan vervolgens een plan gemaakt worden voor de nog af te ronden activiteiten én voor activiteiten die wel ‘on-hold’ worden gezet tot het moment van inwerkingtreding.

Wkb-processen, van theorie naar praktijk

Lees het gehele artikel

De invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is gekoppeld aan de invoeringsdatum van de Omgevingswet. Met de vaststelling van de ingangsdatum van deze wet in de Tweede Kamer is 1-1-2023 een stap dichterbij gekomen. Het is nu nog wachten op de goedkeuring van de Eerste Kamer. Om de Wkb goed in de organisatie te laten landen heeft de VNG een standaard stappenplan opgesteld. Dat geeft zicht op wat je te doen hebt, het zegt nog niks over hoe je dat aanpakt.

Stappenplan vertalen naar praktijk met werkplaats-methode

Eén van de stappen uit het VNG-stappenplan is het inrichten van de processen. De Wkb vraagt om nieuwe processen voor het behandelen van de melding technische bouwactiviteit, de informatieplicht afwijking BBL (Besluit Bouwwerken Leefomgeving) en de gereedmelding. Daarnaast zijn er nog de informatieplichten start en einde bouw. Deze komen in grote mate overeen met de huidige processen voor de melding start en einde bouw.

Voor de nieuwe processen heeft de VNG standaarden ontwikkeld. Deze vormen een goed uitgangspunt om je eigen gemeente specifieke proces op te zetten. Dan heb je een mooi theoretisch model, dat moet nog wel vertaald worden naar de praktijk. Om dit handen en voeten te geven adviseer ik om de systematiek van de werkplaatsen te gebruiken, zoals die bij de Omgevingswet ook ingezet worden. De werkplaats is erop gericht zo concreet mogelijk inzicht te geven aan de betrokken collega’s hoe de wereld er na de invoering van de Wkb uit ziet. Ik neem jullie graag mee in de wijze waarop ik deze werkplaats vormgeef.

Voorbereiding

Denk goed na over wie je wilt betrekken bij de werkplaats. In het proces komen verschillende rollen terug. Het is goed om per rol meer dan 1 collega uit te nodigen. Daarmee wordt de kennis verbreed en creëer je gelijk draagvlak bij een bredere groep. Vergeet ook HR niet mee te nemen in het team. De HR-adviseur kan met name op de competenties focussen. Plan de afspraken ruim van tevoren en bij voorkeur fysiek.

Als het team bekend is en de afspraken zijn gepland, kun je aan de inhoudelijke voorbereiding beginnen. Vraag daarvoor aan de casemanagers vergunningen een sprekende casus op, bij voorkeur een bouwwerk (in gevolgklasse 1) dat al gerealiseerd wordt zodat de betrokken collega’s een goed beeld hebben. Voor de ondersteuning van je werkplaats heeft het de voorkeur om het proces al globaal in te richten in je VTH-systeem.

Doorlopen processen

Op basis van de casuïstiek en aan de hand van het ingerichte VTH-systeem doorloop je het proces. Deze stap is erop gericht kennis op te doen over het proces en de werkwijze en daarmee de basis voor de volgende stap.

Verdiepende gesprekken

Tijdens de verdiepende gesprekken bespreek je per rol wat de impact is van de Wkb. Hierbij kijk je per processtap wat deze stap betekent voor de:

  • werkzaamheden; welke werkzaamheden vervallen en wat komt er nieuw bij;
  • werkafspraken; welke werkafspraken moeten er gemaakt worden om het proces goed te laten lopen. Denk hierbij ook aan afspraken over doorlooptijd en taakverdeling;
  • kennis en competenties;
  • capaciteit, op basis van de nieuwe en vervallen werkzaamheden en de werkafspraken kun je een calculatie maken van de impact op de benodigde capaciteit.

Functie-puzzel

Op basis van een goed inzicht in de impact per rol kan de functie-puzzel gelegd worden. Welke rol koppel je aan welke functie. Hierin is het zoeken naar de logische combinaties met de huidige werkzaamheden en de juiste competenties. De Wkb zorgt er bijvoorbeeld voor dat de rol van toezichthouder verschuift van buiten op de bouwplaats naar een administratieve toets achter het bureau. Wat betekent dat voor de positionering van deze werkzaamheden.

Integratie en vervolg

De laatste stap in de werkplaats is de integratie en het bepalen van de vervolgstappen. Als duidelijk is wat de impact is op de verschillende functies in de organisatie wordt aan de betreffende collega’s gevraagd aan elkaar te presenteren hoe het werk eruit gaat zien na de invoering van de wet en wat er in de toekomst anders gaat. Hierbij worden eventuele overlap of hiaten in beeld gebracht. De vraagstukken die op dat moment nog open staan, geven zicht op hoe het vervolg eruit moet zien. Deze vervolgstappen kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het opdoen van kennis en vaardigheden, het maken van werkafspraken en het inregelen van evaluatie en bijstelling.

Tot slot

Het is aan te bevelen in deze aanpak ook de omgevingswetprocessen voor vergunningen, toezicht en handhaving mee te nemen. Zo krijg je zicht op de hele keten. Van initiatief tot en met realisatie van een bouwwerk.  En kun je integraal kijken naar het effect van de Omgevingswet en de Wkb op de organisatie.

De Wkb en de omgevingswet: hoe houd ik het overzicht?

Lees het gehele artikel

De omgevingswet komt er echt wel aan, maar hoe vertel je dat?

Lees het gehele artikel

Begin juni is bekend gemaakt dat de omgevingswet uitgesteld is tot 1 juli 2022. Belangrijke vraag voor programmateams is nu: “Hoe houd je de energie in mijn project vast?” Communicatie speelt hier, zoals in alle projecten een belangrijke rol.

Arno van Waesberghe, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur  beschrijft De omgevingswet komt er echt wel aan, maar hoe vertel je dat?’

 

De transitie van Functioneel Beheer: een stappenplan

Transitie Functioneel beheer Arno van Waesberghe
Lees het gehele artikel

Iedere gemeente in Nederland heeft als doelstelling haar dienstverlening te optimaliseren. De ondersteunende systemen krijgen hier een steeds belangrijkere rol in. Processen worden steeds meer geautomatiseerd. Ook het belang van de juiste informatie op de juiste plaats en tijdstip groeit. De aansluiting van de systemen op de dienstverlening is het domein van de functioneel beheerder. Hij of zij zorgt voor de vertaling van het optimale proces naar een goede inrichting van het systeem. Ook het werk van de functioneel beheerder verandert de afgelopen jaren van applicatie- naar procesgericht. Waar de functioneel beheerder nu vaak gericht is op het beheren van een applicatie, zal deze in de toekomst meer aandacht krijgen voor het borgen van de continuïteit en optimaliseren van het totale proces. Wat betekent dit nou voor het werk van de functioneel beheerder? Een stappenplan voor de transitie van functioneel beheer biedt inzicht.

Transitie Functioneel beheer Arno van Waesberghe

We onderscheiden drie rollen voor de functioneel beheerder, namelijk als ondersteuner, adviseur en regisseur.

De ondersteuner

De eerste rol is vaak bekend, de ondersteuner. Functioneel beheerders ondersteunen de gebruikers bij vragen en problemen met de applicatie. Zij zijn vaak de intermediair bij IT-gerelateerde problemen met de helpdesk en hebben een belangrijke rol bij het doorvoeren van wijzigingen in en updates van de applicatie.

Echter, rollen die in het nieuwe werkveld meer aandacht vragen zijn de adviseur en de regisseur.

De adviseur

Als adviseur zijn de beheerders de sparringpartner van de proceseigenaar. Dit betekent dat zij deze helpen om het proces te verbeteren, door een optimale inzet van ondersteunende tools. Het signaleren van kansen die de technologische innovatie bieden, valt hier ook onder.

De regisseur

Als regisseur nemen beheerders meer de leiding. Zo sturen zij op de operationele zaken die met de leverancier spelen. Denk hierbij aan problemen met het systeem, maar ook de ontwikkeling van nieuwe of aangepaste functionaliteit. Intern krijgen de beheerders steeds meer de rol om naast de uitvoerende werkzaamheden deze ook te coördineren. Grote wijzigingen vragen om een projectmatige aanpak waarbij de beheerders de leidende rol hebben. Deze groeiende rollen vragen om andere competenties en kennis. Een investering op deze functie zal zich uitbetalen in betere ondersteuning en meer continuïteit van de bedrijfsprocessen.

Ambitie en de weg er naar toe bepalen

Om deze verandering goed vorm te geven, is het van belang om de ambitie te bepalen. Dit kan in de vorm van een visie op functioneel beheer worden uitgewerkt. Maar, met het schetsen van een beeld zijn we er nog niet; hoe werkt u op een gestructureerde wijze naar deze nieuwe situatie toe? Dit begint met een positiebepaling. Op deze manier wordt concreet waar het functioneel beheer staat en kan vervolgens in kaart worden gebracht welke ontwikkeling nodig is. Bijvoorbeeld persoonlijke ontwikkeling, met name gericht op de persoonlijke vaardigheden en de ontwikkeling van kennis. En procesontwikkeling, om te groeien van reactief en ad-hoc beheer, naar proactief planmatig beheer. Om een compleet beeld te krijgen van de huidige positie, zijn er drie pijlers: de persoonlijke vaardigheden, de kennis van het team en de inrichting van processen.

Persoonlijke vaardigheden

Deze kunnen op basis van een ontwikkelassessment in kaart worden gebracht. Door deze te vergelijken met een “ideaal” profiel, wordt direct duidelijk welke competenties de functioneel beheerder in voldoende mate bezit en op welke competenties moet worden ontwikkeld.

Kennis van het team

De tweede pijler is het in kaart brengen van de aanwezige kennis. Hiervoor kan men kiezen voor een vorm van toetsing, bijvoorbeeld op basis van zelfevaluatie. In een recente opdracht is deze methode ontwikkeld en deze kan aangepast worden op de ambitie van iedere organisatie. In deze zelfevaluatie kan de functioneel beheerder op basis van stellingen op diverse kennisgebieden zelf aangeven over welke kennis hij of zij beschikt. Door deze te vergelijken met de kennis die nodig is om de ambitie van de organisatie waar te maken wordt ook hier een goed beeld van de ontwikkelbehoefte gecreëerd.

Inrichting van de processen

De derde pijler is gericht op de processen. Veel organisaties kiezen voor de inrichting van de beheerprocessen op basis van BiSL. Hiervoor is tevens een zelfevaluatie beschikbaar die goed in kaart brengt hoe volwassen de processen zijn die worden gebruikt.

De eerste twee pijlers, ontwikkelassessment en zelfevaluatie schetsen een persoonlijk profiel. Dit profiel geeft vaak een ongenuanceerd beeld. Een gesprek tussen de functioneel beheerder en de leidinggevende is dus noodzakelijk om hier tot een geheel te komen.

Ontwikkelplannen

Op basis van de positiebepaling en de geformuleerde ambitie, kunnen er nu drie concrete ontwikkelplannen worden gemaakt: een persoonlijk ontwikkelplan, een opleidingsplan en een procesontwikkelplan.

Persoonlijk ontwikkelplan

Een persoonlijk ontwikkelplan is benodigd om aan de competenties te werken. Hier kan gebruik gemaakt worden van in de markt beschikbare trainingen maar hier zijn ook mogelijkheden om de functioneel beheerders zelf in te zetten. De beheerders die bepaalde competenties verder ontwikkeld hebben kunnen ingezet worden om hun collega’s hierin te coachen. Op die manier ontstaat er gelijk ook meer samenhang en een betere samenwerking tussen de beheerders.

Opleidingsplan

Voor de hele groep beheerders kan er een opleidingsplan worden opgesteld om benodigde kennis op te doen. Door dit in teamverband te doen, wordt er een gezamenlijk vocabulaire ontwikkeld en kan de theorie vertaald worden naar de dagelijkse praktijk. Het is wel aan te bevelen om dit direct te doen: op deze manier zal de nieuwe kennis ook echt beklijven. Het is dus van belang om dit opleidingsplan af te stemmen op de dagelijkse werkzaamheden, en de ontwikkeling van de processen. Ook in het opleidingsplan kan een combinatie gemaakt worden van de trainingen die in de markt beschikbaar zijn en de expertise die een organisatie zelf in huis heeft. Voorbeelden hiervan zijn ervaren projectleiders, procesadviseur, de CISO of de FG. Wellicht zijn zij bereid een training te verzorgen op hun vakgebied. Zodoende kan ook hier gelijk worden vertaald naar de organisatie-eigen manier van werken.

Procesontwikkelplan

Het derde onderdeel van de ontwikkeling is de proceskant. Het goed inrichten van de processen zal ervoor zorgen dat er proactiever en planmatiger gewerkt wordt. Veel problemen kunnen worden voorkomen wanneer u in control bent. Verrassingen waarvoor de functioneel beheerders komen te staan zijn dan ook terechte verrassingen. De BiSL-zelfevaluatie geeft een beeld van de volwassenheid van de processen, maar geeft ook gelijk inzicht in de stappen die gezet moeten worden om het volwassenheidsniveau te laten groeien.

Gedegen veranderaanpak nodig

Los van de persoonlijke, team-, en procesontwikkeling is deze transitie een echte veranderopgave waarin de functioneel beheerder zal groeien in zijn nieuwe rol. Dit vraagt om een gedegen veranderaanpak gebaseerd op urgentie en ambitie waarbij persoonlijke aandacht en continue coaching succesfactoren zijn. Een vraag die hierbij vaak op tafel komt is: “Waar positioneren we functioneel beheer?” Een pasklaar antwoord is moeilijk te geven omdat het heel afhankelijk is van de volwassenheid van de organisatie. Een belangrijke randvoorwaarde is wel dat de beheerders op hun vakinhoud (functioneel beheer) op een eenduidige manier ondersteund en gestuurd worden, maar daarbij de verbinding houden met het bedrijfsproces waarvoor ze staan.

De relatie met applicatiebeheer is in dit artikel niet geraakt. Dat is een bewuste keus; niet iedere organisatie is groot genoeg om bovenstaande rollen te scheiden in verschillende functies. De wijze waarop deze relatie ingericht wordt is dus onder andere afhankelijk van de omvang van de organisatie- en dus maatwerk.

Worstelt u ook met de inrichting van functioneel beheer? Het is interessant om gedachten en ervaringen uit te wisselen. Wanneer u mij een mail stuurt op a.v.waesberghe@telengy.nl, stuur ik u graag mijn methode toe of bel voor een persoonlijk gesprek 06 39 06 62 58.

De juiste dingen doen met ProjectPortfolioManagement 

Lees het gehele artikel

Bij gemeenten komt steeds meer besef dat de digitalisering en automatisering van processen ons helpt om het werk efficiënter en beter te doen. Deze bewustwording leidt tot een toenemende druk op de afdeling die zich bezighoudt met ICT en informatievoorziening om projecten te realiseren. Voor ICTmanagers rijst dan ook de vraag: hoe om te gaan met alle vragen die op ons afkomen? 

ProjectPortfolioManagement (PPM) helpt je om de juiste keuzes hierin te maken en de balans te bewaken tussen de beschikbare middelen en de veranderopgaves die er zijn. PPM is een instrument dat je helpt om de juiste strategische keuzes te maken door middel van selectie en prioritering. Hierdoor kun je je richten op die veranderopgaven die maximaal bijdragen aan de organisatiedoelen en strategie. 

Roadmap

Een belangrijke sleutel om meer rust en meer focus te krijgen bij de realisatie van I-projecten is dat je planmatig werkt. Dit begint met het creëren van inzicht: welke veranderopgaves spelen er in de organisatie? Een veranderopgave in deze context is een aanpassing in de organisatie die leidt tot een aanpassing van de processen en de daarbij behorende informatievoorziening. Hier vallen zowel de grote opgaves onder, zoals de Omgevingswet, als kleinere opgaven, zoals de optimalisatie van een personeelsportaal. Dit brengt je in de positie een evenwichtig en passend projectportfolio samen te stellen dat echt bijdraagt aan de realisatie van je organisatiedoelen. 

Een compleet overzicht van de veranderopgaves is het resultaat van een samenwerking tussen de I-adviseurs en de verschillende afdelingen. Middels brainstormsessies en inhoudelijk verdiepende gesprekken ontstaat er een goed beeld van de veranderopgaves die spelen op een afdeling. Dit beeld wordt vastgelegd in een roadmap per afdeling. Wetgeving, coalitieakkoord, strategische agenda, vervangingsschema’s en wetgeving zijn onder andere input voor de roadmap. Dit helpt niet alleen de ICT afdeling maar geeft ook de betreffende afdeling inzicht in alle opgaves die op hen afkomen. Nagenoeg iedere verandering waar een afdeling mee te maken krijgt, heeft een i-component in deze digitale wereld. 

Door de roadmaps van de verschillende afdelingen te combineren, ontstaat een longlist van alle veranderopgaven waar de organisatie voor staat. Na het opstellen van de roadmap is het van belang een cyclisch proces in te richten waarbij je een- of tweemaal per jaar de veranderopgaves voor de komende 2-3 jaar in beeld brengt en actualiseert. Met een horizon van 2 à 3 jaar ben je als ICT-afdeling ook in staat om tijdig knelpunten op personeels- en financieel gebied te identificeren; je wordt dan immers niet meer verrast. Door het cyclische proces aan te laten sluiten bij de begrotingscyclus die iedere gemeente kent, ben je ook daar in staat betere ramingen te maken. 

Selectie van veranderopgaven

Het informatiebeleid van een gemeente is een afgeleide van onder andere de organisatiestrategie, het coalitieakkoord en de strategische agenda. Om het PPM succesvol te laten werken, is draagvlak voor dit informatiebeleid in de organisatie, en met name bij het MT, van groot belang. Veranderopgaven die niet bijdragen aan het informatiebeleid, dragen niet bij aan de organisatiedoelen en komen dus ook niet verder in de afweging binnen het portfoliomanagement. Het informatiebeleid fungeert dan ook als de poortwachter van het PPM.  

Daarbij helpt het om de ambities voor de eerstvolgende twee jaar vast te stellen op basis van het informatiebeleid en dit vervolgens als toetsingskader te gebruiken. Als in het informatiebeleid opgenomen is dat datagedreven beleid de norm is, dan kan de ambitie voor de eerste twee jaar zijn dat er dashboards worden ingericht of dat er een X aantal pilots met BIG-data worden gedaan. Initiatieven die niet bijdragen aan de vastgestelde ambities stranden in dit stadium. Op deze manier selecteer je alleen veranderopgaven die echt bijdragen aan de strategie. Ook de ambities moeten dus gedragen worden door het management van de organisatie.  

Prioritering van veranderopgaven

Door een strikte selectie van de veranderopgaven die bijdragen aan de ambities wordt de lijst met veranderopgaven al flink ingekort. Levert dit nog steeds knelpunten op ten aanzien van de beschikbare middelen, dan moet er geprioriteerd worden. Hierbij wordt de balans gezocht tussen de beschikbare middelen en de hoeveelheid veranderopgaven die de organisatie wil realiseren. In het verleden zagen we vaak dat prioriteiten gesteld werden op basis van een serieel model. Daarbij worden eerst alle veranderopgaven gedaan die op basis van wetgeving moeten, denk aan de AVG of de invoering van het abonnementstarief voor de Wmo. Vervolgens wordt ingezet op de opgaven die noodzakelijk zijn om de dienstverlening of bedrijfsvoering te continueren, zoals de vervanging van de BRPapplicatie. Als laatste komen de innovatieve projecten aan bod. Gevolg: vaak zijn alle budgetten en de uren op voordat je aan innovatie kan beginnen. Daarom is het beter een parallel model te gebruiken. 

We delen alle veranderopgaven die geprioriteerd moeten worden op in dezelfde drie categorieën: Wetgeving, Basis op orde en Innovatie. Wetgeving is een categorie waar je als gemeente altijd iets mee zult moeten. De keuze die je hier wel hebt is hoe breed of hoe smal je de wetgeving oppakt en, als je deze tijdig in beeld hebt, of je deze nu of later implementeert. Hier zal je dus altijd een deel van de beschikbare ontwikkelcapaciteit op in moeten zetten. 

Onder Basis op orde verstaan we alle veranderopgaven die nodig zijn om eventueel achterstallig onderhoud te doen en de veranderopgaven om de bedrijfsvoering of dienstverlening te continueren. De laatste categorie, ‘Innovatie’, zijn de vernieuwingsprojecten. Denk hierbij aan pilots met Big Data, blockchain of de toepassing van domotica in het zorgdomein. Om als organisatie mee te komen in de ontwikkelingen is het van belang dat je in zowel ‘Basis op orde als in ‘Innovatie investeert. De verhouding hiertussen is afhankelijk van de ambitie en de stand van zaken van de organisatie. Is er nog veel basis op orde te brengen, dan ligt het voor de hand om daar de nadruk op te leggen. Doordat de basis op orde komt, zullen de reguliere taken vervolgens minder tijd vragen. Het eventuele achterstallige onderhoud wordt daarnaast weggewerkt waardoor er uiteindelijk meer tijd vrijkomt voor innovatie. 

Het stellen van prioriteiten zal je helpen op om de balans tussen het aantal op te pakken veranderopgaven en de beschikbare middelen te vinden. Om dit voor elkaar te krijgen moet je wel zicht hebben op je beschikbare middelen: zowel de budgetten als de beschikbare capaciteit. Dit begint bij inzicht in je ontwikkelcapaciteit. Hier haal je allereerst de capaciteit vanaf die je nodig hebt voor wetgeving; die moest immers altijd doorgaan. De ontwikkelcapaciteit die overblijft, kan in de gekozen verdeling ingezet worden voor ‘Basis op orde en ‘Innovatie. 

Het is wel van belang om van de prioritering geen exacte wetenschap te maken. Dit moet vooral het resultaat zijn van het goede gesprek waarbij de organisatie breed vertegenwoordigd is en zo alle belangen goed afgewogen worden. 

Sturing in de realisatie

Als een veranderopgave door het portfoliomanagement komt, wordt de opdrachtgever en de projectleider benoemd en worden de middelen gealloceerd. De projectleider krijgt dan de opdracht om de veranderopgave te realiseren binnen de gestelde kaders. Uiteraard zijn het budget en de beschikbare uren kaders, maar denk bijvoorbeeld ook aan de vastgestelde architectuur en het informatieveiligheid en privacybeleid. De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de kaders. Zodra het project buiten de kaders dreigt te raken, wordt dit gerapporteerd aan de portfoliomanager. Binnen het portfolio wordt dan beoordeeld wat de impact is van de aanpassing en kan de portfoliomanager opnieuw prioriteiten stellen of kaders aanpassen. Op die manier hou je vanuit het portfolio altijd de totaalregie op de beschikbare middelen in de organisatie. 

Sleutel tot succes

De sleutel om PPM succesvol te implementeren in de organisatie is dat er draagvlak moet zijn bij het management, directie en college. Zij moeten beseffen en uitdragen dat veranderopgaven die niet bijdragen aan de ambitie van de organisatie misschien wel nice to have zijn, maar de organisatie niet dichter bij hun strategische doel brengen. Als dit besef er is, kan de ICT ontwikkeling echt gericht worden op het realiseren van de organisatiedoelen. 

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arno van Waesberghe via tel. nr. 06 39 06 62 58 of via e-mail: a.v.waesberghe@telengy.nl.

Strategische personeelsplanning: de link tussen strategie en ICT?

Lees het gehele artikel

Steeds meer organisaties gaan een ambtelijke of bestuurlijke fusie aan of voegen hun ICT samen in een Shared Service Center (SSC). Doelstelling van deze schaalvergroting is veelal professionalisering van de organisatie door het verhogen van de kwaliteit, verminderen van de kwetsbaarheid en realiseren met minder kosten. Hoe draagt strategische personeelsplanning bij aan die professionalisering, passend bij de I&A-strategie en bij de klantvraag van uw gemeente?

Diversiteit aan vraagstukken

Bij de inrichting van I&A hebben we te maken met een diversiteit aan vraagstukken. Een veelvuldig gebruikt hulpmiddel is het negenvlaksmodel van Maes, dat gestructureerd inzicht geeft in strategische, tactische en operationele keuzes ten aanzien van organisatie, informatie- en automatiseringsvragen. Denk hierbij aan:

  • Is onze informatiearchitectuur wel in lijn met onze strategie?
  • Sluit de IT-architectuur hierop aan?
  • Hebben we de structuur en de processen voor beheer en dienstverlening goed ingericht?

Een goed functionerende informatiehuishouding is cruciaal voor een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering en dienstverlening van uw gemeente. Slim gebruik van basisgegevens en de toepassing van moderne ICT-hulpmiddelen kunnen een grote toegevoegde waarde bieden. Maar hoe zorgt u voor een goede afstemming tussen bedrijfsvoering, dienstverlening, informatievoorziening en automatisering? En hoe verbindt u de strategische, tactische en operationele niveaus binnen uw informatiehuishouding? Het Gemeentelijk Referentiemodel I&A-functie Positionering (GRIP) geeft u inzicht in deze vragen.

Maar zijn we compleet met onze techniek, structuur en processen? Hoewel we er een heel eind mee komen missen we een belangrijk onderdeel: de menskant. Door dit aspect toe te voegen kunnen we net die extra stap zetten. De menskant kan ingevuld worden door strategische personeelsplanning erbij te betrekken.

Wat is strategische personeelsplanning?

Strategische personeelsplanning is een HR-instrument met als doel de strategie van de organisatie en het personeelsbeleid op elkaar af te stemmen. Het draait hierbij om de aansluiting tussen het aanbod van en de vraag naar personeel. Strategische personeelsplanning gaat over leiderschap, het gesprek met de medewerker en het maken van keuzes met betrekking tot organisatie-inrichting en de personele invulling die de organisatie voorbereiden op de toekomst. Dit is echter geen exacte wetenschap. Daardoor ontstaat het gevaar dat men blijft hangen in discussies over formats en technieken. De uitdaging is strategische personeelsplanning concreet toepasbaar te maken.

Vlootschouw

Strategische personeelsplanning start bij de strategie van de organisatie. Deze zegt iets over ‘wat’ we (willen) doen en geeft input voor ‘hoe’ we de dingen (willen) doen. Het ‘wat’ resulteert in een procesinrichting en inzicht in de benodigde FTE’s en kennis. Het ‘hoe’ zegt iets over de gewenste houding en gedrag en daarmee over de competenties. De benodigde FTE’s, kennis en de competenties komen samen en geven inzicht in de vraag naar personeel. Met dit beeld wordt een volgende belangrijke stap gezet: de zogenaamde ‘vlootschouw’. De leidinggevende gaat in gesprek met zijn medewerkers, met als doel een gezamenlijk beeld te krijgen van de huidige competenties van de medewerker, het ontwikkelpotentieel en de intrinsieke motivatie (wensen) van de medewerker.

IST versus SOLL

Met het resultaat van de vlootschouw en het inzicht in de vraag naar personeel kan een verschillenanalyse gemaakt worden. Deze verschillenanalyse geeft je inzicht in de huidige (IST) en de gewenste of toekomstige situatie (SOLL). Door het inzicht in de wensen en het ontwikkelpotentieel van de medewerkers komt er zicht op mogelijkheden en kansen voor een goede invulling van de vraag. Bij de processen wordt een soortgelijke aanpak gehanteerd. Ook hier volgt een verschillenanalyse op procesinrichting. Hiervoor kunt u methodes gebruiken zoals SqEME®,  onder andere toegelicht  in de uitgave “Procesmanagement in gemeenten” van Telengy. Door de twee verschillenanalyses te combineren krijgt u een compleet beeld van de voorliggende veranderopgave. Schematisch ziet dit proces er als volgt uit:

Vlootschouw

Grip op de verandering

De strategie van de organisatie staat een langere periode vast. De klantvraag kan echter veranderen door nieuwe marktontwikkelingen en beschikbare technieken. Giet de veranderopgave dan ook niet in beton! U kunt dit ondervangen met kort-cyclische plannen op basis van organisatieprioriteiten. Vanwege de korte doorloopperiode kunnen deze plannen ook afgerond worden. Vervolgens herhaalt u deze cyclus, zodat u zicht houdt op de klantvraag, de effecten op de processen en de personeelsbehoefte. De grip op de verandering blijft hiermee intact en op deze wijze ontstaat er een gedegen Plan-Do-Check-Act (PDCA)-cyclus.

Denk ook aan de menskant

Om de menskant van de verandering vorm te geven is het raadzaam om naast de rationele PDCA cyclus tevens het mensgerichte ‘vijf-krachten-model’ van Annemarie Mars te gebruiken. Voor het laten slagen van een verandering in een organisatie zijn verschillende aspecten van belang:

  • Medewerkers moeten het nut en de noodzaak van de voorgestelde verandering inzien (urgentiebesef). Ontbreekt dit inzicht en besef, dan zullen medewerkers minder of niet genegen zijn om hun medewerking te verlenen.
  • Medewerkers moeten weten waar het proces toe leidt (ambitie). Als dit niet bekend is, dan zullen mensen niet meegaan in de verandering.
  • Medewerkers willen in een plan of een aanpak zien hoe de verandering tot stand gebracht wordt (strategie of planning).
  • Medewerkers willen zien dat de leiding van hun organisatie de verandering echt wil doorvoeren (leiderschap). Als de leiding niet achter de verandering staat, dan zullen de mensen ook niet mee veranderen.
  • ‘Last but not least’ is communicatie nodig om medewerkers mee te krijgen in de verandering. Of beter nog: interactie, d.w.z. communicatie in twee richtingen.

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arno van Waesberghe via tel. nr. 06 39 06 62 58 of via e-mail: a.v.waesberghe@telengy.nl.

Is 2017 wederom een druk jaar voor het privacy-domein?

Lees het gehele artikel

Privacy heeft het afgelopen jaar veel aandacht gekregen van de meeste gemeenten,  ingegeven door de inwerkingtreding van de Wet meldplicht datalekken in januari 2016. Deze meldplicht is een aanvulling op de bestaande wetgeving, de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) uit 2001. Ook in 2017 zal het privacy-domein weer de nodige aandacht vragen; nu in het licht van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De AVG valt onder de Europese wetgeving en vervangt de Europese privacyrichtlijn uit 1995. Deze nieuwe Europese wet zal, in afwijking van de richtlijn uit 1995, direct van toepassing zijn. De Wbp komt hiermee te vervallen. De ingangsdatum van de AVG is 25 mei 2018. Wat zijn de verschillen tussen de AVG en de Wbp en hoe kunt u zich op de komst van de nieuwe wet voorbereiden? Hieronder een aantal tips!

Toezicht

Een belangrijk verschil met de Wbp zit hem in de lijn van verantwoording en toezicht. Op dit moment is de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) toezichthouder in het kader van de Wbp. Deze rol verandert niet met de komst van de AVG. Wat wel verandert is de verplichte benoeming van een Functionaris Gegevensbescherming (FG) binnen de gemeente. De FG heeft een adviserende, informerende rol met toetsende taken en wordt daarmee een soort ‘toezichthouder’ binnen de gemeente. Om goed invulling te geven aan zijn taken zal de FG de samenwerking met de AP zoeken en het contact hiermee onderhouden. De FG adviseert over alle vraagstukken ten aanzien van gegevensverwerking en ziet toe op de juiste uitvoering van de AVG. De wetgeving stelt verschillende eisen aan de FG:

  • De belangrijkste eis is dat de FG onafhankelijk gepositioneerd is in de organisatie.
  • De FG moet op basis van vakinhoudelijke kwaliteiten benoemd worden.
  • Hij rapporteert direct aan de hoogste leidinggevende.
  • De FG moet goed ondersteund worden bij de uitvoer van zijn taken.

Uiteraard kan de rol gecombineerd worden met andere taken, maar mag nooit tot een belangenconflict leiden. Om de onafhankelijkheid te borgen wordt er in de wet ook gesproken over ontslagbescherming en bescherming tegen straffen als gevolg van de uitvoering van taken.

Verantwoording

De FG zal onder andere adviseren bij en toezien op de uitvoer van een PIA (Privacy Impact Analyse). Deze PIA wordt in de AVG verplicht voor nieuwe verwerkingen waarbij persoonsgegevens betrokken zijn. Dit gaat niet alleen om gegevensbestanden in de conventionele benadering maar ook om zaken als cameratoezicht. De AP zal, in overleg met de andere toezichthoudende partijen in de andere lidstaten, nog met een lijst komen van alle soorten verwerkingen waarbij een PIA noodzakelijk is. Indien uit de PIA blijkt dat het risico van verwerking hoog is, zal de organisatie schriftelijk advies moeten vragen aan de toezichthouder (de AP). Hiertegenover staat dat de gemeente niet meer iedere gegevensverwerking waar persoonsgegevens in opgenomen zijn hoeft te melden bij de AP. Wel moet de gemeente gedocumenteerd aan kunnen tonen dat zij voldoende technische en organisatorische maatregelen heeft genomen om aan de AVG te voldoen. Dit wordt ook wel de ‘documentatieplicht’ genoemd.

Recht op correctie en verwijdering

In de AVG is vastgelegd dat iedereen het recht heeft om zijn gegevens te laten rectificeren of te laten verwijderen: ‘het recht op vergetelheid’. Concreet betekent dit dat de betrokkene het recht heeft om zijn gegevens te laten wissen en niet verder te laten verwerken wanneer deze niet langer nodig zijn voor het doel waarvoor ze verzameld zijn. In de huidige processen worden deze gegevens binnen de gemeente vaak (te) lang bewaard. Bij een melding openbare ruimte worden vaak de persoonsgegevens geregistreerd om de terugmelding van afhandeling te kunnen doen. De betrokkene kan dus eisen dat deze persoonsgegevens na afmelding verwijderd worden. Om dit te kunnen faciliteren zal in veel gevallen een aanpassing van systemen nodig zijn.

Daarnaast is in de huidige situatie de Wbp niet van toepassing op de Basisregistratie Personen (BRP). De AVG zal hier wel op van toepassing zijn, wat mogelijk vraagt om aanpassing van de Wet BRP.

Waar te beginnen?

Om goed voorbereid te zijn op de AVG is het van belang te beginnen met het aanwijzen van één persoon in de organisatie die zich gaat richten op de implementatie van de wet. Het meest voor de hand liggend is natuurlijk om de beoogd FG deze rol te geven. Zodoende wordt hij direct het ‘privacy-gezicht’ in de organisatie. Deze persoon kan de implementatie echter niet in zijn eentje vormgeven. De FG zal dus een team moeten formeren met een brede vertegenwoordiging in de organisatie. Voor zover dit plaatje nog niet geschetst is, begint de implementatie met het in kaart brengen van alle registraties waar persoonsgegevens in ondergebracht zijn. Vergeet hierbij de kerstkaartenadministratie van het college niet…

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Arno van Waesberghe via tel. nr. 06 39 06 62 58 of via e-mail: a.v.waesberghe@telengy.nl.