Auteursarchief: Dirk Moree

Basisregistraties: een solide basis voor Veiligheids-Informatie-Knooppunten

Lees het gehele artikel

Het belang van het tijdig signaleren van (mogelijke) ondermijning neemt de laatste jaren toe. De Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC) ondersteunen gemeenten bij het versterken van de bestuurlijke weerbaarheid en het vergroten van de informatiepositie die daarbij nodig is.

Slim gebruik basisregistraties

Deze informatiepositie kan ondersteund worden door een VeiligheidsInformatieKnooppunt (VIK) waarin slim gebruik gemaakt wordt van o.a. basisregistraties. Eén van de belangen van het Stelsel van Basisregistraties is dat het de basis vormt voor een overheid die zich niet voor de gek laat houden. Door beschikbare (basis)gegevens en hun onderlinge relaties goed te analyseren, kunnen zaken opvallen die mogelijk aanwijzingen zijn voor criminele activiteiten.

Het VIK is een organisatorische eenheid die (idealiter) ondersteund wordt door geautomatiseerde systemen. Daarin worden de gegevens uit Basisregistraties zoals de BAG, Handelsregister en Kadaster ontsloten. Als het VIK breder wordt ingezet dan alleen voor het thema Veiligheid, wordt het ook wel een Gemeentelijk Informatie Knooppunt (GIK) genoemd.

In het VIK kunnen ook onderlinge relaties tussen basisgegevens worden geanalyseerd en als netwerken gevisualiseerd. Dit bespaart veel handmatig zoekwerk. Daarbij is van belang dat met een privacy impact analyse onderbouwd is dat het gebruik van de benodigde gegevens voldoet aan de wettelijke eisen.

Mogelijke ondermijning

In meerdere processen is behoefte aan onderzoek naar mogelijke ondermijning. Het Bibob-onderzoek heeft in de Wet BIBOB (Bevordering IntegriteitsBeoordelingen door het Openbaar Bestuur)  een wettelijke grondslag voor het gebruik van privacy-gevoelige gegevens. Het VIK is dienstbaar aan de Eigen-Bibob-onderzoeken die gemeenten dienen uit te voeren voordat men eventueel een beroep doet op het Landelijk Bibob Bureau (LBB) voor nadere analyses.

Meer weten?

Dirk heeft voor het RIEC Brabant Zeeland Taskforce Ondermijning een praktijkimplementatie van een VIK geanalyseerd en gedocumenteerd. De publicatie daarvan verschijnt binnenkort op het Kennisplatform Ondermijning. Daarnaast doet hij thans nader onderzoek naar de inzet van een VIK specifiek voor Eigen-Bibob-onderzoeken door gemeenten.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dirk Moree, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 52 04 31 45 of via e-mail: d.moree@telengy.nl.

 

Omgevingswet, “SOS”?

Lees het gehele artikel

Er wordt gekoerst op 1-1-2022 als ingangsdatum voor de Omgevingswet. De koers is uitgezet in Route-2022. De meeste gemeenten zijn op stoom. De instrumenten om koers te houden zijn ruim voorhanden. Maar onderweg naar de veilige haven worden ongetwijfeld nog hulpsignalen gegeven en dan zijn reddingsboeien nodig. In dit artikel wil ik een drietal factoren aangeven die mogelijk zwaar weer voor gemeenten kunnen betekenen: Samenwerken, Oefenen en Systemen, SOS dus. Daarop voorbereid zijn, betekent ook dat we maatregelen voor risico’s kunnen treffen.

Samenwerken

Meer dan ooit komt het bij de nieuwe wet aan op Samenwerken. Uiteraard bínnen de gemeente als bevoegd gezag voor o.a. omgevingsplan en vergunningen. De betrokkenen binnen de gemeente hebben daarbij ook met bedrijfsvoeringsaspecten te maken die goed afgestemd moeten worden op het nagestreefde beleid. Maar deze betrokkenen leven niet op een eiland. Zij worden ook benaderd door hun collega’s om een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingen bij toezicht en handhaving, de samenhangende objectregistratie, de WOZ, preventie en bestrijden van ondermijning en bijvoorbeeld leegloop in winkelgebieden. Koers houden zal dan niet altijd gemakkelijk zijn. Rekening houden met deze ook zeer belangrijke collegiale bijdragen is van groot belang.

Maar ook met ketenpartners als Omgevingsdiensten en Veiligheidsregio’s. Deze ketenpartners hebben hun eigen schepen, route, snelheid, en kapiteins en bemensing. En ook zij hebben met schepen van hun vloot ook andere havens aan te doen. Omgevingsdiensten zijn bij wijze van spreken nét in de haven van hun taken m.b.t. de WABO en gedelegeerde milieutaken. Nu moeten zij weer “uitvaren” voor de Omgevingswet met alle benodigde interne en externe afstemming van dien. Bijvoorbeeld rond gezamenlijke omgevingsdossiers van o.a. BRZO-bedrijven, het omschakelen van OLO/AIM naar DSO en van registratie van milieu-inrichtingen naar Milieu Belastende Activiteiten (MBA) en bijvoorbeeld druk op het delen van milieugegevens met Inspectieview Milieu (IvM). En Veiligheidsregio’s hebben samen met hun GGD’en in de regio veel focus op corona, maar innoveren daarnaast ook in hun expertise van Risicobeheersing door meer inzet van data-analyses gericht op preventie. Dat biedt een perspectief voor interactieve, zelfs landelijke objectmodellen als innovatieve opvolger van de 12 jaar oude Prevap-codes.

Oefenen

Veel organisaties zijn druk met hun eigen opgave, en het oefenen met samenwerken en (vaak nog te implementeren!) systemen en het DSO is vaak nog beperkt gebleven. Mede door het uitstel van een jaar, heeft een aantal organisaties ook de tijd aan andere prioriteiten besteed. De O van Oefenen kost tijd en doorzettingsvermogen. Maar als we te weinig oefenen, wordt het erg lastig om het hoofd boven water te houden als we in het diepe gegooid worden op de ingangsdatum van de wet. Oefenen is dus juist ook de reddingsboei die we nu moeten pakken om zwaar-weer het hoofd te bieden.

Systemen

Samenwerken doen mensen, maar ook systemen onderling. Of je het nu koppelen, integreren, API, Common Ground, Haal Centraal, of netcentrisch werken noemt: het heeft allemaal met interactie tussen systemen te maken. Die systemen moeten aan de omgevingswet-standaarden voldoen om aan te kunnen sluiten op het DSO om de samenwerking te faciliteren. Dat is al een hele uitdaging voor softwareleveranciers, mede omdat DSO zelf ook nog in ontwikkeling is. Maar de huidige generatie systemen is steeds meer gebaseerd op services (SaaS). Dat maakt enerzijds de samenwerking tussen systemen mógelijk, maar de ervaring leert dat deze technologie óók tot gestegen complexiteit leidt. Het aantal componenten is toegenomen, en de kennis bij ontwikkelaars versnipperd. Consultants en projectleiders hebben een flinke uitdaging om implementaties op de goede koers te krijgen en te houden. Architecten en functioneel beheerders bij gebruikersorganisaties hebben veel meer kennis nodig om de samenhang in de architectuur te begrijpen en te beheren.

Al met al is SOS als noodoproep nog voorbarig, maar de factoren Samenwerken, Oefenen en Systemen vragen dit jaar zeker nog stevige aandacht én maatregelen om mogelijke risico’s te ondervangen.

Gemeentelijke Digitale Stelsels Omgevingswet: processen (deel 3)

Omgevings- en vastgoedcycli
Lees het gehele artikel

De Omgevingswet wordt waarschijnlijk in de loop van 2021 ingevoerd.De inwerkingtreding per 1 januari 2021 is uitgesteld. Ondanks het uitstel vereist het van gemeenten dat de gegevenshuishouding gericht wordt op de instrumenten van de Omgevingswet. CORSTENS informatiearchitectuur en Telengy Management & Advies kunnen hierbij helpen met een gerichte aanpak.

Dirk Moree, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur en Hein Corstens beschrijven Gemeentelijke Digitale Stelsels Omgevingswet: de processen (deel 3)

Gemeentelijke Digitale Stelsels Omgevingswet: applicaties (deel 2)

Samenhang vereist van data, applicaties en processen in de beleidscyclus Omgevingswet
Lees het gehele artikel

Door Hein Corstens en Dirk Moree

Een drieluik over data, processen en applicaties met in dit artikel de focus op het gebruik van applicaties bij de Omgevingswet. Dit artikel is een vervolg op het eerder gepubliceerde artikel Gemeentelijke Digitale Stelsels Omgevingswet: er is nog veel te doen!

De invoering van de Omgevingswet gaat gepaard met een enorme digitaliseringsslag door de invoering van het Digitaal Stelsel Omgevingswet ofwel het DSO. Naast de zorg voor een adequate aansluiting dient de gemeente er vooral voor te zorgen dat data en applicaties zijn afgestemd op de behoeften van de Omgevingswet.

Samenhang vereist van data, applicaties en processen in de beleidscyclus Omgevingswet!

Figuur 1 Samenhang vereist van data, applicaties en processen in de beleidscyclus Omgevingswet!

Het geheel van data, applicaties en processen dient te gaan werken als een GEMEENTELIJK STELSEL. In het vorige artikel gaven we al aan dat er nog vele uitdagingen zijn om tot zo’n stelsel te komen. We zijn toen met name ingegaan op de data-aspecten. In dit artikel behandelen we de applicatie-aspecten. We beperken ons tot de aspecten voor de korte termijn. Deze is zoals zal blijken vooral gericht op het voorzien in en koppelen van nieuwe of vernieuwde applicaties. Dit zal zodanig moeten gebeuren dat er op langere termijn een echt stelsel tot stand komt, aansluitend bij ontwikkelingen als Common Ground.

Applicaties

We leven in onzekere tijden door de corona-crisis. Inmiddels is al zeker dat er uitstel komt van de inwerkingtreding Omgevingswet. Een nieuwe datum zal naar verwachting voor de zomer bekend worden. Maar zelfs bij dit uitstel is er nog steeds sprake van een korte termijn waarop nog veel werk verzet moet worden. Bij de minimale acties Omgevingswet staan de twee primaire applicaties die moeten aansluiten op het Digitaal Stelsel Omgevingswet: VTH (Vergunning, Toezicht, en Handhaving) en het Omgevingsplan. Verder is aansluiting op de Samenwerkingsruimte in het DSO van belang voor de samenwerking tussen gemeenten en ketenpartners zoals Omgevingsdiensten en Veiligheidsregio’s/GGD-en.

VTH

Veel gemeenten hebben, al dan niet in een samenwerkingsverband, een nieuwe VTH-applicatie aanbesteed. Daarbij zijn de functionele eisen voor de Omgevingswet meegenomen. Daarover heeft VNG Realisatie veel informatie gepubliceerd. Bij de invoering wordt een aantal vraagstukken geraakt die veel afstemming binnen de gemeente en met de ketenpartners vergen. We pikken er hier een paar uit.

  1. De gegevens uit de oude applicatie(s) dienen geconverteerd te worden naar de nieuwe applicatie(s). De praktijk leert dat conversies altijd complexe projecten zijn. Met name de combinatie van de objectgegevens, de gesloten en lopende zaken, de bijbehorende dossiers, meestal verspreid opgeslagen in verschillende opslagomgevingen (zoals intranet, virtuele schijven en archief) maakt het voor VTH extra complex. Maak daarom over de scope van de conversie concrete afspraken met de leverancier!
  2. VTH staat niet op zich maar zal gekoppeld moeten zijn met veel andere applicaties en gegevens. Denk aan de Basisregistraties intern en met landelijke voorzieningen, het vaak aanwezige generieke zaaksysteem en bijvoorbeeld de gemeentelijke website. Deze koppelingen zijn meestal bij de bestaande applicaties al het geval, maar dienen dus ook in de nieuwe omgeving geregeld te worden. Vaak worden koppelingen daar echter op andere wijze gelegd, o.a. omdat er een gemengde technologie van SaaS en On-Premise kan ontstaan.

Overzicht koppelingen biedt inzicht in benodigde wijzigingen

Figuur 2 Overzicht koppelingen biedt inzicht in benodigde wijzigingen

  1. Er kunnen separate applicaties bestaan voor bijvoorbeeld Horeca en APV, waarmee ook in relatie tot het (toekomstige) Omgevingsplan afgestemd moet worden. Wellicht verschuiven er zaken van specifieke vergunningsdomeinen naar de generieke VTH-applicatie. Dat betekent dat er ook afstemming moet zijn met de collega’s die met specifieke projecten voor e-dienstverlening voor deze terreinen bezig zijn. Voor je het weet is er een heel project voor de inrichting van elektronische aanvragen voor evenementen op de gemeentelijke website gaande, terwijl dit in een heel ander daglicht kan komen te staan door de Omgevingswet.
  2. Er moet een aansluiting op het DSO gemaakt worden met Digikoppeling. Meestal is die reeds aanwezig bij gemeenten, maar desondanks dienen er nog procedurele stappen uitgevoerd te worden voor deze aansluiting in overleg met de softwareleverancier(s). Overigens verbaast het sommige gemeenten dat ze daarin geconfronteerd worden met de Collectieve Opdracht- en Routeer Voorziening (CORV) die vooral bekend is van Justitie m.b.t. Jeugdzorg. Van CORV wordt echter alleen deze infrastructuur voor de ebMS berichten voor de Landelijke Voorziening Bekendmaken en Beschikbaarstellen (LVBB) gebruikt. De inhoud van de berichten is uiteraard heel anders dan voor Justitie.
  3. Er zullen in de overgangstermijn van het afhandelen van lopende zaken via OLO en AIM en nieuwe zaken via het DSO goede praktische afspraken gemaakt moeten worden zowel intern als met ketenpartners zodat er geen misverstanden ontstaan. In de kortere behandeltijden die de Omgevingswet vraagt willen we geen onnodig tijdverlies lijden!

Omgevingsplan

De problematiek rond een eventuele vervanging van de applicaties voor het Omgevingsbeleid lijkt hier veel eenvoudiger, maar dat is het niet. Soortgelijke vraagstukken als hierboven bij VTH benoemd spelen ook bij deze applicaties. Daarnaast speelt bij veel gemeenten een hernieuwde afweging van welke delen van de processen rond Ruimtelijk Beleid nu uitbesteed zijn, en of dat bij het Omgevingsplan ook zo blijft. We gaan daar bij het volgende artikel over processen nader op in.

Applicaties, interacties en functionele testplannen

In de architectuur voor de Omgevingswet voor gemeenten zijn naast de applicatiecomponenten voor VTH en Omgevingsbeleid nog veel meer componenten en hun interacties met het DSO benoemd. Veel gemeenten en Omgevingsdiensten hebben behoefte aan functionele testplannen. De beschreven functionele requirements en applicatie-interacties voor de Omgevingswet kunnen hiervoor een goede basis zijn.

Conclusie

De uitdagingen voor de informatievoorziening gaan verder dan de directe aansluiting van applicaties op het DSO. Inzicht in de samenhang van alle betrokken applicaties onderling én met de data en processen is van belang om desinvesteringen in aanschaf van applicaties maar ook van de projectinspanningen binnen de organisatie te voorkomen. In de impactanalyse zoals de auteurs van dit artikel die reeds een aantal malen uitgevoerd hebben, is geïnventariseerd welke applicaties thans in het Ruimtelijk Domein gebruikt worden. Deze applicaties kunnen inclusief de koppelingen en de informatiestromen worden vastgelegd in de GEMMA Softwarecatalogus en een Archimate-model (zie figuur 2). Daarnaast biedt de thema-architectuur Omgevingswet van VNG Realisatie modellen voor de toekomstige situatie. Dat biedt overzicht over en dus inzicht in de verandering van de huidige naar de toekomstige informatievoorziening.

Er is dus behoefte aan inzicht in de relaties tussen applicaties, gegevens en processen. Voor de uitwerking van processen volstaan we hier met de verwijzing naar een recente uitwerking door VNG Realisatie. De volgende keer zullen we er in het afsluitende artikel nader op ingaan.

Gemeentelijke Digitale Stelsels Omgevingswet: er is nog veel te doen!

Lees het gehele artikel

De Omgevingswet wordt per 2021 ingevoerd. Dit vereist van gemeenten dat hun gegevenshuishouding gericht wordt op de instrumenten van de Omgevingswet. CORSTENS informatiearchitectuur en Telengy Management & Advies kunnen hierbij helpen met een gerichte aanpak.

Dirk Moree, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur en Hein Corstens beschrijven Gemeentelijke Digitale Stelsels Omgevingswet: er is nog veel te doen!

Gebruiksoppervlakten bepalen voor de WOZ: monnikenwerk?

Lees het gehele artikel

“Niets is zo constant als verandering”, zei de Griekse filosoof Heraclitus al zo’n 2500 jaar geleden. De afgelopen jaren is ook voor diverse toepassingen het hanteren van rekenmethoden met vierkante (m2) en/of kubieke meters (m3) nogal eens gewijzigd. Zo is de gebruiksoppervlakte in de BAG destijds voor een deel gevuld met een omrekenformule vanuit m3 uit andere registraties. Voor de WOZ wordt het vanaf 2022 verplicht om woningen getaxeerd te hebben op basis van gebruiksoppervlakten. 

Nú beginnen

Dit betekent dat je als gemeente of belastingsamenwerking vanaf nu nog (maar) twee jaar hebt om de registratie van de gebruiksoppervlakten voor woningen op orde te hebben. In 2021 worden die gegevens dan gebruikt om de WOZ-waarden te bepalen die begin 2022 vastgesteld worden. Daarbij wordt met name bij woningen veel gebruik gemaakt van de modelmatige waardebepaling, waarbij eventuele  afwijkingen wel gesignaleerd zullen worden door taxatiesystemen. Desalniettemin is het natuurlijk beter om al eerder waarschijnlijkheidscontroles uit te voeren op de verzamelde en vastgelegde gegevens.  

Slimme oplossingen

In diverse WOZ-journaals van de Waarderingskamer zijn de afgelopen tijd verhalen gepubliceerd van gemeenten die voorop lopen met deze transitie. De gebruiksoppervlakten mogen namelijk al eerder toegepast worden bij de taxaties. Hierbij wordt de inzet van innovatieve methoden genoemd, ondersteund door intelligente software. De vraag is dan natuurlijk of alle gemeenten die innovaties goed kunnen inzetten. Diverse factoren spelen dan een rol zoals de mate van beschikbaarheid van digitale bouwtekeningen, maar ook de aanwezige nauwkeurigheid van de BAG, en überhaupt het profiel van de bebouwing in de gemeente. Samenwerking met woningcorporaties wordt ook toegejuicht omdat die ook gebruiksoppervlakten gaan registreren. 

Feit is dat er dan toch nog veel handmatig werk bij kan komen. Een veelzeggend citaat van een gemeente in een van de WOZ-journaals:

“We waren ons ervan bewust dat een deel van het woningbestand vanuit de bouwdossiers, volgens de NEN2580, nagerekend moest worden.”

Bij veel gemeenten is een groot deel van de bouwdossiers nog steeds analoog. Je zou zeggen: beste afdelingen WOZ en DIV, sla de handen ineen en kies een slimme oplossing die beide vraagstukken oplost.  

BouwInformatieModel

Je vraagt je wel eens af waarom we toch niet sneller gaan met de inzet van innovaties die de digitalisering kunnen versnellen. Er zijn al jaren technologieën en concepten die elkaar versterken en ons al lang verder hadden kunnen helpen. Ik noem slechts drie voorbeelden: inwinning met LIDAR, toepassing van sensoren (Internet of Things) in Smart Cities, en detailgegevens van bouwwerken in BIM (BouwInformatieModellen), die al toegepast worden door architecten en projectontwikkelaars.  

Vooral de laatste ontwikkeling is van belang in het kader van de spreekwoordelijke kraan en dweil: alle nieuwe bouwwerken zouden volgens mij met een BIM opgeleverd moeten worden. Maar tot die tijd is het vergaren van benodigde gegevens zoals over de gebruiksoppervlakte monnikenwerk. Naast de genoemde innovatieve software kan i-Spiegel 3.0 wellicht als controle- hulpmiddel ingezet worden om het edele handwerk te verlichten. 

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dirk Moree, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 52 04 31 45 of via e-mail: d.moree@telengy.nl.

De impactanalyse Informatievoorziening Omgevingswet in de praktijk

Lees het gehele artikel

Steeds meer gemeenten zijn nu bezig met de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet. De hoeveelheid documentatie en het aanbod van landelijke en regionale themabijeenkomsten groeit in steeds sneller tempo. Het kan daarom lastig zijn om het overzicht te bewaren en de benodigde kennis op het juiste detailniveau te vergaren en te borgen.

Dirk Moree, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur, legt uit hoe het Omgevingswet-architectuurmodel kan helpen bij overzicht bewaren na invoering van de Omgevingswet.

De Basisregistratie Ondergrond (BRO) komt er nu echt aan!

Lees het gehele artikel

Jarenlang stond de BRO samen met de BLAU (Basisregistratie Lonen Arbeidsverhoudingen en Uitkeringen) in het rijtje Basisregistraties waarbij iedereen dacht: wanneer gaat er iets mee gebeuren? Van de BLAU is inmiddels duidelijk dat die er (voorlopig) niet komt als Basisregistratie. Maar voor de BRO is er eindelijk duidelijkheid over de invoering. In dit artikel lichten Telengy-adviseurs Dirk Moree en Kim Lenders toe wat voor gemeenten van belang is. 

Zoals bij elke basisregistratie, kunnen de aspecten die voor de BRO van belang zijn voor gemeenten als volgt indelen: 

  1. Wat is het nut en de noodzaak van de BRO? 
  2. Over welke objecten gaat de registratie? 
  3. Wat zijn de wettelijke taken van gemeenten? 
  4. Welke processen moeten hiervoor aangepast worden? 
  5. Wat betekent dit voor de informatievoorziening en systemen? 
  6. Wat is de planning? 
  7. Wat wordt mijn aanpak? 

Nut en noodzaak

De BRO gaat over de geologische kenmerken van de bodem. Deze zijn niet alleen van belang voor bijvoorbeeld woningbouw en aanleg van infrastructuur, maar ook voor het inwinnen van drinkwater en delfstoffen. Voor de vele partijen die betrokken zijn bij dit soort activiteiten is een centrale registratie, waarvan de gegevens van hoge kwaliteit beschikbaar zijn, van groot nut. Het is effectief (noodzakelijk) omdat die bron betrouwbaar is en er dus geen verkeerde keuzes worden gemaakt bij het ontwikkelen van openbare ruimte waarbij de ondergrond een rol speelt. Daarbij is het efficiënt (nuttig) omdat niet elke betrokken partij telkens veel moeite moet doen om informatie te vinden bij andere betrokken partijen. Dat nut en die noodzaak zijn vergelijkbaar met de andere Basisregistraties die we inmiddels kennen. 

De registratieobjecten

Meestal worden gegevens over bodemonderzoeken geregistreerd. Binnen deze categorie worden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd waarbij ook weer andere typen gegevens nodig zijn. Zo is bij onderzoek naar de grondwaterstand andere informatie van belang dan bij een booronderzoek, waarbij het boormonster en de analyse daarvan geregistreerd wordt. Het is dus van belang om duidelijkheid te verkrijgen welke ‘bodemkundige activiteiten’ allemaal in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de gemeente uitgevoerd worden en welke gegevens daarvan vastgelegd worden door de uitvoerders.  

Wettelijke verplichtingen

Gemeenten moeten als bronhouder gegevens (laten) inwinnen en registreren in de Landelijke Voorziening. Zij zijn overigens niet de enige bronhouder: ook provincies, waterschappen, het Ministerie van Economische Zaken, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer zijn bronhouders. De BRO lijkt in die zin op de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), waar ook meerdere bronhouders zijn. Een andere overeenkomst met de BGT is dat er vaak ingenieursbureaus worden ingeschakeld om gegevens in te winnen. Gemeenten dienen in hun rol als opdrachtgever dus ook duidelijk te maken wat zij van opdrachtnemers verwachten.  

Naast de aanleverplicht zijn er nog drie andere wettelijke verplichtingen: de gebruiksplicht, (terug)meldplicht en onderzoeksplicht. Ook dit is vergelijkbaar met andere basisregistraties. Net als bij de BGT is de komende jaren een gefaseerde groei (uitgedrukt in ‘tranches’) in het aantal typen BRO-gegevens dat geregistreerd moet worden. Historische gegevens van vóór 1-1-2018 zijn niet verplicht, maar wel toegestaan. Tot slot komen gegevens van private sonderingen niet in de Landelijke Voorziening. 

Processen

Bij het bepalen welke gegevens over bodemonderzoeken de gemeente produceert of gebruikt, zullen de processen waar deze gegevens een rol spelen in kaart moeten worden gebracht. Hiervoor worden binnenkort handreikingen gepubliceerd op basis van de ervaringen van de provincies met een pilot. Daarbij kunnen complicaties zijn dat sommige processen bij samenwerkingsverbanden uitgevoerd worden of zijn uitbesteed aan een private partij door middel van een langlopend contract. Dan staan die processen niet bij iedereen goed op het netvlies.  

Op de website van de BRO staat een rapportage over procesanalyses voor een aantal waterschappen en provincies. Voor gemeenten moet dit nog gebeuren. 

Informatievoorziening en systemen

De gegevens zullen conform wettelijke eisen (o.a. definities, kwaliteit, structuur) ingewonnen en vastgelegd moeten worden. Bij uitbesteding moeten de door de opdrachtnemer gehanteerde systemen en werkwijzen hier dan ook geschikt voor zijn. Daarnaast moeten de gegevens in het landelijke portaal (vergelijkbaar met SVB-BGT) worden gezet, maar ook ontsloten kunnen worden. De standaarden die daarbij nodig zijn (catalogi, koppelvlakken e.d.), moeten dus in de systemen ondersteund worden. De gemeente draagt hiervoor de eindverantwoordelijkheid en moet hierover dus goede afspraken maken met betrokken ingenieursbureaus en softwareleveranciers. 

Planning en aanpak

De BRO wordt gefaseerd, in zogenoemde ‘tranches’, ingevoerd. De nu lopende 1e tranche bestaat uit de registratieobjecten Geotechnisch sondeeronderzoek, Bodemkundige boormonsterbeschrijving, Grondwatermonitoringput en Mijnbouwwetvergunning. Het beschikbaar stellen van deze gegevens is verplicht vanaf 1-1-2018, het gebruik vanaf 1-7-2018.  

De checklist implementatie van de Rijksoverheid biedt veel aanknopingspunten om een gemeentelijk projectteam te formeren en een plan op te stellen. Het kan daarnaast erg nuttig zijn om hierbij de ervaringen met de goed vergelijkbare BGT te ‘hergebruiken’. 

Vervolg

In een volgende OiB zullen we ingaan op best practices bij gemeenten en daarbij onder andere inzoomen op de kosten en baten, ketenpartners, informatiearchitectuur, software en de relatie met de Omgevingswet. 

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Telengy-adviseur Dirk Moree, 06 52 04 31 45, d.moree@telengy.nl of Telengy-adviseur Kim Lenders, 06 12 74 69 45, k.lenders@telengy.nl.

Inzicht in de impact van de Omgevingswet met GEMMA en de Softwarecatalogus

Lees het gehele artikel

De Omgevingswet heeft consequenties voor veel elementen in de bedrijfsvoering en dienstverlening. In zijn bijdrage van maart 2017 schreef Dirk over de ontwikkeling van de nieuwe versie van de GEMeentelijke Model Architectuur (GEMMA2). Een modelarchitectuur, maar ook een individuele “Enterprise architectuur” beschrijft de bedrijfs-, informatie- en technische architectuur en samenhang tussen de onderdelen. Een bekende indeling en visualisatie daarvan is het 9-vlaksmodel.

Dirk Moree, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur, schrijft over GEMMA2 en de softwarecatelogus.

Gegevensmanagement draait om kwaliteit

Lees het gehele artikel

Gemeente ’s-Hertogenbosch hanteert onderscheidende aanpak

Er is veel gepubliceerd over gegevensmanagement, zie o.a. onze publicatie. In deze publicatie zijn verschillende aanpakken genoemd vanuit de invalshoeken organisatie, proces, thema of stapsgewijs. Gemeente ’s-Hertogenbosch is erin geslaagd om een integrale benadering te hanteren die recht doet aan alle invalshoeken. Dat is tamelijk onderscheidend als we naar de praktijk van veel organisaties kijken.

Programmamanager Pieter Vermeij geeft aan:

“In 2014 is het programma Basis- en kernregistraties gestart met als doel om concernbreed en in samenhang te sturen op het beheer en de ontwikkeling van het stelsel van basis- en kernregistraties zodat we ze nuttig en efficiënt gebruiken.”

Behaalde resultaten

“Resultaten die behaald zijn:

  • Het gegevensmanagement is organisatorisch verankerd op managementniveau.
  • Rollen/verantwoordelijkheden en kwaliteitsnormen zijn vastgesteld en deels operationeel.
  • Bewustzijn, kennis en vaardigheden bij medewerkers stijgt steeds meer.
  • En het aanwezige instrumentarium draagt bij aan:
  • verbinding met architectuurprincipes en processen;
  • geclassificeerde data;
  • transparantie van bereikte kwaliteit.

Er is een kernteam van kwaliteitsmedewerkers per basisregistratie, waaraan de gegevensarchitect en gegevensregisseur toegevoegd worden om zo ook het geheel in samenhang (het stelsel) te besturen.

BIT-traject

Een specifieke aanpak is het zogenoemde BIT-traject. Dit is een kwaliteitsdoorlichting per basisregistratie dat gestart wordt om de kwaliteit op een hoger plan te brengen. Het is een succesvolle aanpak gebleken om de volgende resultaten te bereiken:

  • Data op orde.
  • Kwaliteit geborgd in proces.
  • Transparantie van resultaten in portal en rapportage.

Deze aanpak speelt ook in op de beweging naar zelfaudits en ENSIA.

Het programma werkt het komende jaar nog door aan transitie naar de lijn om de verbinding met strategische business-doelstellingen te maken.”

Review op aanpak

Telengy-adviseur Dirk Moree heeft op verzoek van de gemeente ’s-Hertogenbosch de aanpak van het gegevensmanagement gereviewd en constateert: “Kijkend naar mijn ervaringen bij andere gemeenten loopt ’s-Hertogenbosch voorop met deze integrale aanpak. De elementen waarop regie gevoerd wordt en hoe daarop gestuurd wordt is compact en solide gedefinieerd. Ik heb slechts enkele suggesties gedaan die de grenzen opzoeken van waar men nog zou kunnen verbeteren. Zo zou het instrumentarium doorontwikkeld kunnen worden door bijvoorbeeld de terugmeld-webservices vanuit applicaties te implementeren. Logius biedt deze functionaliteit aan maar uiteraard moeten daar ook softwareleveranciers klaar voor zijn. Waar andere gemeenten ook mee bezig zijn, is het verbinden van de gegevenscatalogus met de informatie rond dienstverlening zodat voor medewerkers en ketenpartners inzichtelijk is welke gegevens voor welke processen beschikbaar zijn in welke systemen. Op die manier wordt het verplicht gebruik goed gefaciliteerd. Ook een mogelijke verbinding van de eigen gegevenscatalogus met de landelijke Stelselcatalogus is een onderzoek waard. Vanuit VNG Realisatie is daar ook belangstelling voor. Verder heb ik ook nog de suggestie gedaan om te onderzoeken of de kwaliteitskosten in verhouding staan tot de verwachte kwaliteit bij inwoners en ondernemers, en het managen van informatieveiligheidsrisico’s. Dat is voor blijvende legitimatie naar het management wel van belang. Ook permanent onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van technologische innovaties zoals geautomatiseerde signalering en data-science levert een bijdrage aan zowel kwaliteitsborging maar ook kostenbeheersing.”

Gemeente ’s-Hertogenbosch gaat met deze suggesties weer verder aan de slag.

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dirk Moree, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 52 04 31 45 of via e-mail: d.moree@telengy.nl.