Auteursarchief: beheerder

Dwarskijkcasus “Is het echt nuttig, zinvol en waardevol?”

Lees het gehele artikel

Een gezin, een plan, een regisseur! De Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM)! Integrale uitvraag en breed kijken. Sociale Wijkteams! Dit zijn allemaal bekende termen en woorden die met de komst van de transformatie in 2015 in alle gemeenten over de tafel heen vlogen. Het dichter bij de inwoner organiseren van zorg en langer zelfstandig blijven wonen waren redenen waarom er taken zijn overgeheveld naar de decentrale overheden. Het doel van een gemeente zou moeten zijn dat de zorg die verleend wordt goed op elkaar is afgestemd indien er meerdere voorzieningen geboden worden aan een inwoner. Het is belangrijk om gezamenlijk aan doelen te werken in plaats van los van elkaar niet aan dezelfde doelen werken, elkaar kunnen aanvullen en juist niet tegenwerken. Daardoor ontvangt iemand de zorg die nodig is en kan er eerder een positief resultaat behaald worden. Dat is de meerwaarde.

In de praktijk lijkt regelmatig dat het doel een gevulde ZRM is, of het sociale wijkteam. In sommige gemeenten is het zelfs zo dat er altijd, bij alle ondersteuningsvragen (dus ook de eenvoudige, enkelvoudige) een ZRM wordt gevuld. Als je vraagt waarom? Dan krijg je als antwoord dat het zo is afgesproken. Op de vraag wat er mee gedaan wordt, krijg je als antwoord dat de gegevens van de ZRM worden opgeslagen in het systeem. Zonde van al die tijd en dus geld dat er omgaat in het verwerken van alle ZRM-en. Gemeenten hebben met de komst van de nieuwe taken gekozen voor een bepaalde inrichting van de toegangspoort. Het is nu tijd om kritisch te kijken of alles wat men op voorhand heeft bedacht, in de praktijk ook echt nuttig, zinvol en waardevol is. En daarnaast opnieuw de vraag stellen: wat willen we bereiken en wat moeten we daarvoor gaan doen?

 


Dwarskijken in het Sociaal Domein. Nu de transformatie in het Sociaal Domein lijkt aangebroken kijken alle partners nog eens terug op de transitie van de afgelopen periode en de beoogde doelstellingen. Landelijk beoogt het programma Sociaal Domein weg te komen van de systeemwereld en de mens centraal te zetten in denken en doen. Telengy pakt die handschoen op en gaat graag in gesprek met organisaties die ‘al dwarskijkend’ de transformatie vorm willen geven. Aan de hand van bovenstaande dwarskijkcasus nemen we u alvast een beetje mee in onze visie.

We organiseren de dwarskijksessie sociaal domein met de titel ‘Weg van het systeemdenken, op naar de leefwereld!’ op 28 september 2017 van 15.30u tot 19.00u in de regio Eindhoven. Aan de sessie zijn geen kosten verbonden en gezien het tijdstip wordt voor een maaltijd gezorgd.

Wilt u deelnemen, dan kunt u zich via deze link opgeven.


Dwarskijkcasus “Laat initiatief bij inwoner, wijk of kern”

Lees het gehele artikel

In de aanloop naar de decentralisaties per 2015 en de bijbehorende transformaties heeft de gemeente Stein in kalenderjaar 2014 €150.000 beschikbaar gesteld om pilots voor duurzame ontwikkeling van ‘eigen kracht’ mogelijk te maken. Dit heeft een aantal initiatieven opgeleverd die in aanmerking kwamen voor subsidie.

Gemeenten hebben het over het versterken van de eigen kracht, het bundelen van krachten en het versterken van sociale betrokkenheid. Gemeente Stein heeft hierbij niet van binnen naar buiten gewerkt maar juist het initiatief bij de inwoner gelaten. Dat is positief omdat inwoners, kernen weten wat er ontbreekt en wat er nodig is om het sociaal sterker en beter te krijgen. Elk ingediend initiatief moest ook voorzien zijn van een onderzoek naar draagvlak voor het initiatief.  Op deze manier is er gebruik gemaakt van kennis en kunde van inwoners om effectief in behoeften te voorzien. Deze manier van werken sluit perfect aan bij de transformatieopdracht en wordt in de toekomst steeds belangrijker.

Dit soort initiatieven dragen daadwerkelijk bij aan de participatie, eigen kracht en samenwerking. Het vraagt van gemeenten om te investeren in pilots waarvan men van tevoren niet weet of het wat gaat opleveren. Wanneer er burgers met goede initiatieven komen, moet je dat als gemeente ook kunnen stimuleren en faciliteren. Dat is de toekomst.

 

Pilot gemeente Stein: Dorpsdagvoorziening Meers

De gemeente Stein had een projectplan ontvangen voor een Dorpsdagvoorziening in Meers (1 van de 5 kernen in de gemeente Stein). Het betrof een plan voor het realiseren van een dorpsdagvoorziening in Meers. Dit burgerinitiatief sloot goed aan bij de sociale domein visie van de gemeente Stein. Uitgangspunt is namelijk om zorg en welzijn dichter bij de burger en samen met de burger te organiseren.
De subsidie is toegekend. Samen met de provincie is er eenmalig een bedrag uitgekeerd voor het realiseren van de dorpsdagvoorziening. Er zijn 20 vrijwilligers geweest die samen een pand hebben opgeknapt. Het resultaat: een sociale ontmoetingsplek. Waar ruimte is voor inloop, koffie, een leeshoek, dagbesteding, diverse activiteiten en een fysiotherapeut die een ruimte huurt. Door ruimten te verhuren, activiteiten te organiseren en de locatie aan te bieden voor dagbesteding werft men inkomsten en kan men als stichting rondkomen. Veel mensen in de kern Meers maken gebruik van de dorpsdagvoorziening. Hierdoor zijn er meer sociale contacten en draagt het bij aan de eigen kracht en participatie van inwoners.

 


Dwarskijken in het Sociaal Domein. Nu de transformatie in het Sociaal Domein lijkt aangebroken kijken alle partners nog eens terug op de transitie van de afgelopen periode en de beoogde doelstellingen. Landelijk beoogt het programma Sociaal Domein weg te komen van de systeemwereld en de mens centraal te zetten in denken en doen. Telengy pakt die handschoen op en gaat graag in gesprek met organisaties die ‘al dwarskijkend’ de transformatie vorm willen geven. Aan de hand van bovenstaande dwarskijkcasus nemen we u alvast een beetje mee in onze visie.

We organiseren de dwarskijksessie sociaal domein met de titel ‘Weg van het systeemdenken, op naar de leefwereld!’ op 28 september 2017 van 15.30u tot 19.00u in de regio Eindhoven. Aan de sessie zijn geen kosten verbonden en gezien het tijdstip wordt voor een maaltijd gezorgd.

Wilt u deelnemen, dan kunt u zich via deze link opgeven.


 

Omgevingswet als katalysator voor beoogde cultuuromslag

Lees het gehele artikel

‘Minder regels en meer gezond verstand’ bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dat is waar de nieuwe Omgevingswet voor staat, zoals Maarten Hoorn (projectleider bij Platorm 31) terecht constateert. Maar zijn er ook bestuurders die (nu al) gehoor aan deze cultuuromslag durven te geven?

In Nijmegen kwam de ontwikkeling van een nieuwe VINEX-locatie Vossenpels niet van de grond, als gevolg van de economische crisis. Ook de Crisis- en Herstelwet bood geen uitkomst: de aanmeldprocedure zou teveel tijd in beslag nemen. De gemeente gooide het daarom een aantal jaren geleden al over een andere boeg en kwam met een vernieuwend concept: ‘Plant je vlag’.

Roald Schel, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur, schrijft over het project ‘Plan je vlag’.

Help, ons pakket voldoet niet meer!

Lees het gehele artikel

Een organisatie die niet meer tevreden was over de manier waarop het financiële pakket hen ondersteunde in de bedrijfsvoering. En daarnaast een accountant die de gemeente er op wees dat de onderhoudsovereenkomst met de leverancier niet zomaar telkens verlengd mocht worden en er dus een aanbesteding gestart moest worden. Ziedaar de aanleidingen voor een middelgrote gemeente om Telengy te vragen een advies uit te brengen voor de beste aanpak voor een op te starten aanbesteding. Een opdracht die uitgevoerd is door onze adviseur Henk Albers.

Verlevendigde discussie

Gestart is met groepsgesprekken om te achterhalen welke wensen en eisen vanuit de organisatie gesteld worden aan een nieuwe financiële applicatie. De groepen waren samengesteld uit medewerkers van verschillende afdelingen. Hierdoor verlevendigde de discussie en in de gesprekken bleek al snel dat de ontevredenheid over de applicatie niet alleen veroorzaakt werd door tekortkomingen in het pakket.

Onbenutte mogelijkheden

Vele mogelijkheden die door het pakket wel geboden worden, waren onbekend en werden daarom ook niet benut. In de gesprekken wezen collega’s elkaar daar op. Enerzijds kwam de onbekendheid door gebrek aan kennis (onvoldoende opleidingen), maar anderzijds ook doordat onvoldoende geïnvesteerd werd in het onderzoeken van nieuwe mogelijkheden en het vertalen van die mogelijkheden naar een betere ondersteuning voor de organisatie. Bij analyse hoe die situatie zo was ontstaan, bleek dat applicatiebeheer al jaren verwaarloosd was.

Investeer in applicatiebeheer!

Het belangrijkste advies was dan ook om te investeren in applicatiebeheer door daar structureel tijd voor te maken (van 0,1 fte naar 1,0 fte). Zonder deze investering zal iedere nieuwe applicatie uiteindelijk opnieuw leiden tot een ontevreden organisatie. Daarnaast is aanbevolen om de gebruikers van de nieuwe applicatie intensiever te betrekken bij de inrichting en voldoende tijd en geld beschikbaar te stellen voor de opleidingen. In de afsluitende presentatie van het advies namen directie en management van de gemeente de aanbevelingen ter harte. Het vervolg zal als een project worden georganiseerd waarbij de aanbevelingen in het projectplan worden verwerkt.

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Henk Albers, via tel. nr. 06 22 92 24 16 of via email: h.albers@telengy.nl.

Tweeluik zorgparadox sociaal domein

Lees het gehele artikel

 


Om zicht en inzicht te krijgen in hoeverre de zorgparadox bij gemeenten aandacht heeft, hebben we diverse stellingen voorgelegd aan gemeenten. De beperkte respons op het onderzoek maakt dat we geen statistisch verantwoorde uitspraken kunnen doen voor de hele doelgroep. Op basis van onze eigen praktijkervaringen en de beschikbare onderzoeksresultaten menen wij wel enkele denkrichtingen te zien:

  • Het beleid van de gemeente lijkt erop gericht dat een inwoner de zorg krijgt op basis van tijdseenheden en in mindere mate op basis van wat de zorg moet opleveren.
  • Gemeenten hebben over het algemeen een bepalende invloed op het formuleren van de zorgvraag (het wát) én op het formuleren van het arrangement (het hóe). Er wordt dus regie gevoerd op wat er nodig is aan hulp en op hoe deze hulp eruit moet zien in de praktijk.
  • Contracten die gemeenten met aanbieders sluiten laten nog weinig afspraken zien die innovatie stimuleert en die de volumeprikkel ontmoedigt.
  • De transformatie in het sociaal domein wordt nog vaak uitgedacht vanuit bestaande kaders, hetzelfde op een andere manier doen: tarieven bijstellen, bestaande voorzieningen ‘naar voren halen’, budgetplafonds bijstellen, etc.

Deel 1: Hoe staat het met de zorgparadox?

Eind 2015 publiceerden wij onze visie op emancipatiedenken in het sociaal domein. Kort samengevat, gemeenten moeten burgers ondersteunen bij hun emancipatie: de burger bepaalt zelf zijn zorginvulling en niet de gemeente of professional. De gemeente is facilitator van de zelfredzaamheid, niet de opdrachtgever hiervan. Bijna een jaar later maakt Telengy de tussenbalans op in een tweeluik, met in deel 1 ons perspectief en in deel 2 laten we Jan Glastra van Loon, wethouder van de gemeente Bernheze aan het woord over de praktijk , gaan we in op enkele inhoudelijke ontwikkelingen die in 2017 zullen gaan spelen. In deze eerste bijdrage het perspectief van Telengy op het sociaal domein en de zorgparadox.

Twee stromingen

De afgelopen vijftig jaar is de samenleving behoorlijk veranderd, ook als het gaat om de kijk op zaken als wonen, werken, zorg, welzijn en vrije tijd. De verandering van dit perspectief is onder meer beïnvloed door twee stromingen in de ontwikkeling van het sociaal domein, te weten:

  1. De ‘normatieve’ ontwikkeling.

Door het ontstaan van de verzorgingsstaat werd de overheid primair verantwoordelijk voor het welbevinden van burgers ten aanzien van zorg en welzijn. Deze ontwikkeling heeft als kenmerk dat zij richtinggevend is voor wat ‘normaal en gewenst’ is.

  1. De ‘technisch-instrumentele’ ontwikkeling.

Deze ontwikkeling heeft als kenmerk dat zij richtinggevend is voor de mogelijkheden om dingen anders te doen. Voorbeelden: de brief wordt e-mail, de CD wordt een muziekdienst, de bank wordt een betaaldienst zoals Paypal, etc. Deze veranderingen zijn gericht op een toegankelijkere, effectievere en efficiëntere manier van consumeren, waarbij de consument zelf de regie voert en niet (fysiek) afhankelijk is van anderen.

Verschillen

Normatieve en technisch-instrumentele ontwikkelingen kennen twee fundamentele verschillen. Om dit te kunnen begrijpen, gebruiken we de begrippen ‘afhankelijkheid’ en ‘enablers’:

  • Afhankelijkheid is de mate waarin iemand iets wel of niet zelf kan. Als we kijken naar de ontwikkelingen van technisch-instrumentele aard, dan zien we dat burgers onafhankelijker zijn geworden. Zoals gezegd: door technische toepassingen kunnen we op eigen kracht en regie sneller en efficiënter consumeren. Bij de normatieve ontwikkelingen zien we dat burgers afhankelijker zijn geworden van de overheid. In 50 jaar tijd hebben 15 keer zoveel mensen een beroep gedaan op zorg: de kosten zijn zelfs met factor 100 gestegen. We concluderen dat niet alleen het aantal mensen dat afhankelijk wordt groeit, maar ook dat de mate van afhankelijkheid (nog) sneller groeit.
  • ‘Enablers’ (in staat stellers): de samenleving wordt onafhankelijker/zelfstandiger. De vooruitgang wordt ingezet door de retail-/profitsector. U doet tegenwoordig zelf uw bankzaken en boodschappen online en u luistert muziek via een streamingdienst. Deze vooruitgang zorgt er tegelijkertijd voor dat banken kantoren sluiten en automatiseren en winkelpanden leeg komen te staan omdat oude retailbeginselen niet meer werken en de traditionele platenzaken verdwijnen: zij gaan failliet.

In het voorbeeld waarin mensen onafhankelijker zijn geworden zijn de enablers voornamelijk retailers. In het voorbeeld waarin mensen afhankelijker zijn geworden, zijn ‘enablers’ voornamelijk (lokale) overheden. De overheid stelt burgers in staat hun zorgvragen ingevuld te zien door hulpverleners. De overheid bepaalt tevens in welke mate dit gebeurt. We hebben gezien dat dit (in 50 jaar) heeft geresulteerd in een exponentiële toename van zorgvragen en zorgaanbieders. Aanbieders gaan door deze ontwikkeling niet failliet, zoals bij aanbieders in de technisch-instrumentele ontwikkeling wel gebeurt. Sterker nog, aanbieders hebben hun bestaansniveau zien groeien en hebben er belang bij de gegroeide situatie te laten voortbestaan. Het risico op een faillissement ligt niet bij hen maar bij de overheid en bij het moraal van de samenleving. Hoe wordt dit dilemma opgelost als we tegelijkertijd burgers in hun kracht willen blijven zetten?

Tendens in het sociaal domein

We zien dat lokale overheden de toegelichte ontwikkelingen door elkaar halen: er wordt getracht een probleem van normatieve aard technisch-instrumenteel op te lossen. Het technische gaat over hetzelfde anders doen. Het normatieve gaat over het doorbreken van de status-quo ten aanzien van de benaderingswijze. Een denkfout is dat we de oplossing realiseren door middel van technisch-instrumentele toepassingen: het anders optuigen van de toegang, het ‘slim’ inrichten van bedrijfsvoering, de verandering van input/throughput/output/outcome, deskundigheid, berichtenverkeer, de kaasschaaf, gerichter inkopen, PGB’s, eigen bijdrage, declaraties, contracteren, subsidiëren, verantwoorden, informatievoorziening, etc. Deze instrumentele toepassingen dragen echter niet bij aan de invulling van onze werkelijke veranderopgave. Een probleem kan niet worden opgelost met de denkwijze die het heeft veroorzaakt, naar analogie met Albert Einstein. Een andere oplossing vraagt dus om een fundamenteel andere denkwijze.

Zorgparadox sociaal domein en zelfredzaamheid

De zorgparadox

Vaak wordt aan mensen verteld op welke manier zij de eigen kracht moeten benutten (overigens: als u iemand vertelt hoe hij/zij iets moet doen is het geen ‘eigen kracht’ meer!). Dit is dezelfde denkwijze als die het probleem heeft veroorzaakt. Vijftig jaar lang heeft de overheid bepaald dát en welk probleem iemand heeft en welke hulp daarvoor nodig is (de indicatiestelling). Nu bepaalt de overheid op welke manier iemand dit zelf kan oplossen. De overheid bepaalt (regisseert) dus, noemt dit vervolgens ‘eigen kracht’ en verbaast zich dat dit nauwelijks gebeurt. Door de burger zelf de mate en vorm van zorg te laten bepalen, krijgt hij de regie en grip op zijn beperking van zelfredzaamheid weer terug. De overheid is dan faciliterend (de ‘wat’-vraag) en niet bepalend (de ‘hoe’-vraag).

Naar aanleiding van een beperkte enquête/uitvraag die Telengy in het voorjaar van 2016 heeft gehouden bij gemeenten valt op dat gemeenten overwegend regievoeren op zowel het ‘wat’ als het ‘hoe’. De uitvoering van het ondersteuningsplan dat zij opstellen is belegd bij zorgaanbieders, die worden gefinancierd op basis van productie. Zie ook hier dezelfde denkwijze als die het probleem veroorzaakt: wanneer de zelfredzaamheid van de burger toeneemt dan neemt het bestaansniveau van de aanbieder af, want er is minder zorg nodig. Met oud denken komen we niet tot de noodzakelijke verandering. Met paradoxaal denken (door minder te zorgen neemt zelfredzaamheid toe) komen we tot een andere denkwijze en dient de oplossing zich aan. De overheid moet burgers emanciperen zodat zij minder afhankelijk worden van overheidsbemoeienis.

De praktijk in Bernheze

In het tweede deel van deze publicatie gaan we in op de praktische benadering vanuit de Brabantse gemeente Bernheze. We spreken met Jan Glastra van Loon, wethouder en portefeuillehouder Volksgezondheid en Wmo. We blikken samen met hem terug op de ervaringen sinds de start van de transities in het sociaal domein en wat deze uiteindelijk moeten opleveren.

 


 

Deel 2: Gemeente Bernheze: de zorgparadox in de praktijk

In november hebben we onze visie op de ontwikkelingen in het sociaal domein en de zorgparadox belicht. Hierbij onderscheiden we ‘normatieve’ en ‘technisch-instrumentele’ ontwikkelingen. Met paradoxaal denken (door minder te zorgen neemt zelfredzaamheid toe) komen we tot een andere denkwijze en dient de transformatie zich aan. Kunnen we dit bevestigd zien in de praktijk? Wat zou dat betekenen voor 2017? Jan Glastra van Loon, wethouder in Bernheze, is verantwoordelijk voor de onderwerpen Volksgezondheid en Wmo. Hij herkent de worsteling van gemeenten: wanneer doe je het nu goed?

Jan Glastra van Loon

Jan Glastra van Loon (wethouder gemeente Bernheze)

Financiële benadering

Glastra van Loon zegt het volgende over de bekrompen financiële benadering die gemeenten in de oude situatie gebruikten: “Gemeenten hebben vooral in 2015 gezien dat veel eerder afgegeven indicaties vanuit de AWBZ voor begeleiding of dagbesteding uitgaan van bijna ‘levenslange’ zorgafhankelijkheid. Indicaties afgeven voor 20 jaar of langer was geen uitzondering, nog los van het kostenaspect zou je dat niemand aan moeten doen. Vaak blijken de indicaties toch niet nodig, soms mede onder druk van een eigen bijdrage. Een louter financiële beoordeling zegt weinig maar sommige politieke fracties stellen dat je als gemeente geen geld over kan houden. Dit betekent dat mensen zitten te verpieteren! Een ander signaal is dat professionals dit, op basis van hun contact met de hulpvragers, weerleggen. Vanuit het overgangsrecht zagen we lokale percentages tot 60% van indicaties die niet werden verzilverd. Kennelijk was de urgentie niet zo hoog.”

Behoud van zelfstandigheid

Meer zorg betekent niet per definitie dat het beter is voor burgers. De vraag zou steeds moeten zijn hoe de burger geholpen is om zijn zelfstandigheid te behouden. Zorgaanbieders die vanuit die doelstelling werken moeten beloond worden. Glastra van Loon: “We moeten het ‘verpieteren’ niet projecteren op deze doelgroep door er meer zorg in te drukken dan nodig is. Dat gaat tegen alle bedoelingen achter de transities in.”

Denk vanuit de klant

Hoe meet u dan of u op de goede weg bent? Glastra van Loon vindt dat gemeenten zaken moeten doen met partijen die daadwerkelijk veranderingen in gang kunnen zetten. Anders inkopen dus en andere prikkels inbouwen om gewenst gedrag van zorgaanbieders te stimuleren. Zij moeten de ruimte en het vertrouwen krijgen om nieuwe concepten te ontwikkelen. Denken vanuit de klant en niet vanuit de instituties en overbodige regels zoveel mogelijk afschaffen. Glastra van Loon: “We moeten geen innovatiegelden investeren in partijen die zelf moeite hebben om te kantelen.”

Niet iedereen doet mee

De participatiemaatschappij veronderstelt dat iedereen mee doet maar niet iedereen kan en/of wil dit. Accepteer dat en stop geen energie in burgers die (nog) niet mee willen doen maar faciliteer en bied ruimte aan burgers om zelf aan te geven wat zij nodig hebben. Glastra van Loon: “We moeten niet denken vanuit ‘voor wat, hoort wat’. Dat roept weerstand op. Het gaat erom wat mensen zouden willen doen en waar iemand gelukkig van wordt. Dan komt het maatschappelijke rendement vanzelf.”

Gemeenten redeneren nog te sterk van binnen naar buiten. Vanuit regels, eigen normen en waarden worden burgers nog steeds benaderd vanuit de gedachte dat degene die het intakegesprek voert, weet wat het beste voor die klant is. Die klant denkt vaak dat de professional het wel zal weten. Vanuit het verleden begrijpelijk maar vanuit de veranderopgave is dit dodelijk. Glastra van Loon: “Het verantwoord niveau van participeren moet in beginsel vanuit de klant komen. Als iemand content is met een bepaald niveau van participatie dan is dát niveau voor hem of haar comfortabel en wenselijk. We moeten er geen label opplakken. Angst voor de nodige verandering kunt u oplossen met geld maar dan gebeurt er niks”.

Zelfredzaamheid

Een volgende stap

De ervaringen van de gemeente Bernheze sinds de start van de transities in 2015 laten zien dat er sprake is van tegenstrijdigheden in de situatie; Telengy noemt dit ‘de zorgparadox’. Maar wat zou volgens Telengy een oplossing kunnen zijn om deze zorgparadox te doorbreken?

Zoek naar de ‘geluksfactor’!

De afgelopen vijf decennia zijn burgers afhankelijk gemaakt van de overheid voor het oplossen van hun problemen. Mensen zijn het hierdoor als normaal gaan beschouwen dat de overheid hun problemen oplost en zijn dus niet gewend om vooral zelf na te denken over oplossingen. Steeds vaker klinkt het geluid dat Nederland moreel failliet is of dat Nederland ‘waarden’-loos is. Dit zijn verontrustende signalen die tot somberheid kunnen stemmen. Een tegengeluid is dat we ‘onszelf’ moeten heropvoeden en als Nederlanders weer achter Nederland moeten gaan staan en opnieuw moeten leren een zorgzame en sociale samenleving te zijn. In beide geluiden zit de kern van het probleem: Zolang niet alle Nederlanders intrinsiek bereid zijn om de primaire verantwoordelijkheid voor het welbevinden van zichzelf én hun netwerk te dragen, zal de gewenste participatiesamenleving op zich laten wachten. Zolang gemeenten van ‘binnen naar buiten’ blijven denken en onvoldoende los kunnen laten, zal de intrinsieke motivatie bij mensen niet ontstaan.

Mogelijke oplossing

Een oplossing die Telengy ziet is het verruimen van de discretionaire ruimte bij aanbieders en bij burgers. Geen gestandaardiseerde keuzemenu’s naar zelfredzaamheid, maar door elkaar de ruimte geven en los te laten kan een belangrijk deel van de problemen worden opgelost. Het zit dus niet in technische oplossingen. Het is ook van belang om te experimenteren en te accepteren dat zaken mogelijk niet in een keer goed gaan. Kortom, het sociale (en financiële) rendement zit in de hulp bij het verhelderen van waar iemand gelukkig van wordt en eigenwaarde herwint.

De opgave voor 2017

Komend jaar zullen gemeenten een verdergaande slag maken om hun taak in het sociaal domein nog beter te kunnen uitvoeren. Enkele voorbeelden hierbij zijn: verdere ketenintegratie en –samenwerking tussen burger, partners en gemeente, het verruimen en anders inrichten van de inkoopkaders, het simplificeren van administratieprotocollen. Neem daarbij dat er ook een ervaringsacceleratie komt en het feit dat de samenleving ook langzaam begint te begrijpen waarom deze veranderingen noodzakelijk zijn geweest. Voor gemeenten is het dan de uitdaging om zichzelf nog beter in staat te stellen te begrijpen en aan te voelen wat ervoor nodig is om dit te realiseren. Hierin heeft de (gemeentelijke) politiek een voortrekkersrol.


 

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ruud Groot, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 15 47 92 90 of via e-mail: r.groot@telengy.nl. U kunt ook contact opnemen met Jos van Dijk, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 27 03 57 76 of via e-mail: j.v.dijk@telengy.nl.

Omgevingswet 2017: durf te experimenteren

Lees het gehele artikel

Wie wel eens congressen over de Omgevingswet bezoekt, zal het opgevallen zijn: gemeenten gaan op verschillende manieren om met de uitdagingen die de Omgevingswet met zich meebrengt. Sommige gemeenten focussen zich vooral op het overweldigende geheel van de implementatie van de Omgevingswet of op wat nog niet bekend is over de wet. Die gemeenten weten niet waarmee en hoe te beginnen en wachten daarom af, bang om verkeerde keuzes te maken bij de implementatie. Andere gemeenten kiezen voor een heel andere insteek en beginnen gewoon met experimenteren op een klein onderdeel dat voor hen interessant is, zonder van tevoren te weten wat men zal leren van het experiment en welke resultaten het zal opleveren.

Roald Schel, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur, schrijft over het durven experimenteren.

Samenwerking privacy sociaal domein: niet óver maar mét de klant

Lees het gehele artikel

De discussies en vraagstukken rondom privacy in het sociaal domein zijn aan de orde van de dag. Integraal werken, ketensamenwerking en sociale wijkteams zijn veelgehoorde termen. Hoe passen deze ontwikkelingen en initiatieven binnen de kaders van privacy?

Uitgangspunt: klant, professional of samenwerking?

U kunt bij de inrichting van het sociaal domein verschillende uitgangspunten nemen. Wat ik het meest tegenkom in de praktijk is dat men de samenwerking tussen de professionals als uitgangspunt neemt. Vanuit dat uitgangspunt gaat men inrichten. Het lijkt een doel op zich en een logische keuze vanuit de decentralisatie en transformatieopdracht. Maar is dat wel zo?

Het integraal en niet meer langs elkaar heen werken is belangrijk. Het doel moet echter niet altijd integraal werken zijn, waarbij op voorhand dossiers geraadpleegd worden uit andere domeinen. Sterker nog: dat is juridisch niet mogelijk. De Wmo, Jeugdwet en Participatiewet stellen dat cliëntgegevens (gebruikt voor een ander doel, lees: wet) niet zonder de uitdrukkelijke toestemming van die cliënt geraadpleegd mogen worden. Uitgangspunt moet de klant zijn en niet de samenwerking tussen professionals. Het doel is dat de klant de juiste ondersteuning krijgt, passend bij zijn situatie. Indien er al andere professionals ondersteuning bieden aan de cliënt is het van belang de zorg op elkaar af te stemmen. Pas dan komt de samenwerking tussen professionals om de hoek kijken.

Waar gaat het mis?

Bij een enkelvoudige ondersteuningsvraag is het proces eenvoudig. Bij meervoudige ondersteuningsvragen (domein-overstijgend) weten de diverse professionals elkaar steeds beter te vinden door met elkaar af te stemmen. Echter, dat doen zij vaak zonder de klant er direct bij te betrekken. Er wordt over de klant gesproken in plaats van met de klant. Er wordt voor de klant besloten in plaats van dat de klant mee kan denken en inspraak kan hebben over hoe de dienstverlening de ondersteuningsvraag kan beantwoorden. En precies op dat punt gaat het mis. Doel van de dienstverlening is om de klant in zijn kracht te zetten. Dat kan alleen als u in gesprek blijft met de klant. Bepaal samen met de klant de oplossingsrichtingen, neem hem mee in het proces. Alleen dan bereikt u wat u wilt bereiken: een maatwerkoplossing waar de klant achter staat en waar hij vertrouwen in heeft.

Inrichten dienstverlening vanuit klantperspectief

Als u de dienstverlening vanuit klantperspectief gaat inrichten hoeft de privacywetgeving geen belemmering te zijn. U staat als professional naast de klant en kijkt samen naar de stip op de horizon en hoe u deze kunt bereiken. U kijkt samen wat (welke informatie) daarvoor nodig is en -indien van toepassing- hoe (welke) andere professionals daar het beste een rol in kunnen vervullen. Daardoor is het in 95% van alle ondersteuningsvragen niet noodzakelijk om buiten de klant om stappen te ondernemen. Door deze manier van werken komt er vertrouwen bij de klant; hij heeft de regie over zijn ondersteuningsvraag. De klant weet met wie en waarom de professional overleggen voert, kan daar vaak ook zelf bij aanwezig zijn en weet zo wat er gebeurt met vertrouwelijke informatie.

Informatie verstrekken zonder toestemming

Natuurlijk zijn er situaties waarin het noodzakelijk kan zijn om informatie te delen met derden, zonder dat de klant daar kennis van heeft of toestemming voor heeft gegeven. De term die hiervoor gehanteerd wordt, is ‘conflict van plichten’. Op momenten dat de veiligheid van de klant of zijn omgeving gevaar loopt, is het van belang een zorgvuldige en bewuste afweging te maken. De vijf vragen om tot een zorgvuldig besluit te komen uit het boek ‘De Kleine Gids Privacy en beroepsgeheim in sociale domein 2015’ van mr. Lydia Janssen zijn hierbij een goed hulpmiddel. Deze vijf vragen zijn:

  1. Welk zwaarwegend (vitaal) belang van de cliënt of van een ander wil ik behartigen door de gegevens te vertrekken?
  2. Kan dit belang ook worden behartigd zonder dat ik gegevens verstrek?
  3. Is het, gelet op de veiligheid va alle betrokkenen, echt niet mogelijk en verantwoord om in gesprek te gaan en om toestemming te vragen en zo ja: heb ik me voldoende ingespannen om deze toestemming te krijgen?
  4. Weegt de veiligheid van de cliënt of een ander, of de noodzaak om hem anderszins te beschermen, op tegen het belang dat de cliënt heeft bij de geheimhouding?
  5. Als ik besluit te spreken: welke informatie heeft de andere beroepskracht dan nodig om de situatie van de cliënt of een ander daadwerkelijk te verbeteren?

Belangrijk hierbij is dat u ook altijd de casus overlegt met een collega en zorg draagt voor dossiervorming van bovenstaande zorgvuldige afweging. Noteer daar ook bij welke informatie u uiteindelijk heeft verstrekt, voor welk doel en aan welke professional(s). En, informeer zodra het mogelijk is ook de cliënt dat u informatie heeft verstrekt zonder zijn toestemming, om welke informatie het gaat, met welk doel u dit gedaan en naar wie de informatie is verstuurd.

Meer weten?

Vanuit mijn ervaring als adviseur in het Sociaal Domein en privacy zal ik (en mijn collega’s) u de komende tijd meenemen in vraagstukken die we tegen komen in de praktijk en onze visie daarop.

Wilt u meer weten over uitvoering van privacy in het sociaal domein, neem dan contact op met Femke de Vos via telefoonnummer 06 52 58 57 08 of via e-mail: f.d.vos@telengy.nl.

Hoe staat het met de zorgparadox?

Lees het gehele artikel

Eind 2015 publiceerden wij onze visie op emancipatiedenken in het sociaal domein. Kort samengevat, gemeenten moeten burgers ondersteunen bij hun emancipatie: de burger bepaalt zelf zijn zorginvulling en niet de gemeente of professional. De gemeente is facilitator van de zelfredzaamheid, niet de opdrachtgever hiervan. Bijna een jaar later maakt Telengy de tussenbalans op in een tweeluik dat we deze en volgende maand publiceren. Deze maand nemen we u mee in ons perspectief en in december laten we Jan Glastra van Loon, wethouder van de gemeente Bernheze aan het woord over de praktijk , gaan we in op enkele inhoudelijke ontwikkelingen die in 2017 zullen gaan spelen. In deze eerste bijdrage het perspectief van Telengy op het sociaal domein en de zorgparadox.

Twee stromingen

De afgelopen vijftig jaar is de samenleving behoorlijk veranderd, ook als het gaat om de kijk op zaken als wonen, werken, zorg, welzijn en vrije tijd. De verandering van dit perspectief is onder meer beïnvloed door twee stromingen in de ontwikkeling van het sociaal domein, te weten:

  1. De ‘normatieve’ ontwikkeling.

Door het ontstaan van de verzorgingsstaat werd de overheid primair verantwoordelijk voor het welbevinden van burgers ten aanzien van zorg en welzijn. Deze ontwikkeling heeft als kenmerk dat zij richtinggevend is voor wat ‘normaal en gewenst’ is.

  1. De ‘technisch-instrumentele’ ontwikkeling.

Deze ontwikkeling heeft als kenmerk dat zij richtinggevend is voor de mogelijkheden om dingen anders te doen. Voorbeelden: de brief wordt e-mail, de CD wordt een muziekdienst, de bank wordt een betaaldienst zoals Paypal, etc. Deze veranderingen zijn gericht op een toegankelijkere, effectievere en efficiëntere manier van consumeren, waarbij de consument zelf de regie voert en niet (fysiek) afhankelijk is van anderen.

Verschillen

Normatieve en technisch-instrumentele ontwikkelingen kennen twee fundamentele verschillen. Om dit te kunnen begrijpen, gebruiken we de begrippen ‘afhankelijkheid’ en ‘enablers’:

  • Afhankelijkheid is de mate waarin iemand iets wel of niet zelf kan. Als we kijken naar de ontwikkelingen van technisch-instrumentele aard, dan zien we dat burgers onafhankelijker zijn geworden. Zoals gezegd: door technische toepassingen kunnen we op eigen kracht en regie sneller en efficiënter consumeren. Bij de normatieve ontwikkelingen zien we dat burgers afhankelijker zijn geworden van de overheid. In 50 jaar tijd hebben 15 keer zoveel mensen een beroep gedaan op zorg: de kosten zijn zelfs met factor 100 gestegen. We concluderen dat niet alleen het aantal mensen dat afhankelijk wordt groeit, maar ook dat de mate van afhankelijkheid (nog) sneller groeit.
  • ‘Enablers’ (in staat stellers): de samenleving wordt onafhankelijker/zelfstandiger. De vooruitgang wordt ingezet door de retail-/profitsector. U doet tegenwoordig zelf uw bankzaken en boodschappen online en u luistert muziek via een streamingdienst. Deze vooruitgang zorgt er tegelijkertijd voor dat banken kantoren sluiten en automatiseren en winkelpanden leeg komen te staan omdat oude retailbeginselen niet meer werken en de traditionele platenzaken verdwijnen: zij gaan failliet.

In het voorbeeld waarin mensen onafhankelijker zijn geworden zijn de enablers voornamelijk retailers. In het voorbeeld waarin mensen afhankelijker zijn geworden, zijn ‘enablers’ voornamelijk (lokale) overheden. De overheid stelt burgers in staat hun zorgvragen ingevuld te zien door hulpverleners. De overheid bepaalt tevens in welke mate dit gebeurt. We hebben gezien dat dit (in 50 jaar) heeft geresulteerd in een exponentiële toename van zorgvragen en zorgaanbieders. Aanbieders gaan door deze ontwikkeling niet failliet, zoals bij aanbieders in de technisch-instrumentele ontwikkeling wel gebeurt. Sterker nog, aanbieders hebben hun bestaansniveau zien groeien en hebben er belang bij de gegroeide situatie te laten voortbestaan. Het risico op een faillissement ligt niet bij hen maar bij de overheid en bij het moraal van de samenleving. Hoe wordt dit dilemma opgelost als we tegelijkertijd burgers in hun kracht willen blijven zetten?

Tendens in het sociaal domein

We zien dat lokale overheden de toegelichte ontwikkelingen door elkaar halen: er wordt getracht een probleem van normatieve aard technisch-instrumenteel op te lossen. Het technische gaat over hetzelfde anders doen. Het normatieve gaat over het doorbreken van de status-quo ten aanzien van de benaderingswijze. Een denkfout is dat we de oplossing realiseren door middel van technisch-instrumentele toepassingen: het anders optuigen van de toegang, het ‘slim’ inrichten van bedrijfsvoering, de verandering van input/throughput/output/outcome, deskundigheid, berichtenverkeer, de kaasschaaf, gerichter inkopen, PGB’s, eigen bijdrage, declaraties, contracteren, subsidiëren, verantwoorden, informatievoorziening, etc. Deze instrumentele toepassingen dragen echter niet bij aan de invulling van onze werkelijke veranderopgave. Een probleem kan niet worden opgelost met de denkwijze die het heeft veroorzaakt, naar analogie met Albert Einstein. Een andere oplossing vraagt dus om een fundamenteel andere denkwijze.

Zorgparadox sociaal domein en zelfredzaamheid

De zorgparadox

Vaak wordt aan mensen verteld op welke manier zij de eigen kracht moeten benutten (overigens: als u iemand vertelt hoe hij/zij iets moet doen is het geen ‘eigen kracht’ meer!). Dit is dezelfde denkwijze als die het probleem heeft veroorzaakt. Vijftig jaar lang heeft de overheid bepaald dát en welk probleem iemand heeft en welke hulp daarvoor nodig is (de indicatiestelling). Nu bepaalt de overheid op welke manier iemand dit zelf kan oplossen. De overheid bepaalt (regisseert) dus, noemt dit vervolgens ‘eigen kracht’ en verbaast zich dat dit nauwelijks gebeurt. Door de burger zelf de mate en vorm van zorg te laten bepalen, krijgt hij de regie en grip op zijn beperking van zelfredzaamheid weer terug. De overheid is dan faciliterend (de ‘wat’-vraag) en niet bepalend (de ‘hoe’-vraag).

Naar aanleiding van een beperkte enquête/uitvraag die Telengy in het voorjaar van 2016 heeft gehouden bij gemeenten valt op dat gemeenten overwegend regievoeren op zowel het ‘wat’ als het ‘hoe’. De uitvoering van het ondersteuningsplan dat zij opstellen is belegd bij zorgaanbieders, die worden gefinancierd op basis van productie. Zie ook hier dezelfde denkwijze als die het probleem veroorzaakt: wanneer de zelfredzaamheid van de burger toeneemt dan neemt het bestaansniveau van de aanbieder af, want er is minder zorg nodig. Met oud denken komen we niet tot de noodzakelijke verandering. Met paradoxaal denken (door minder te zorgen neemt zelfredzaamheid toe) komen we tot een andere denkwijze en dient de oplossing zich aan. De overheid moet burgers emanciperen zodat zij minder afhankelijk worden van overheidsbemoeienis.

De praktijk in Bernheze

In het tweede deel van deze publicatie gaan we in op de praktische benadering vanuit de Brabantse gemeente Bernheze. We spreken met Jan Glastra van Loon, wethouder en portefeuillehouder Volksgezondheid en Wmo. We blikken samen met hem terug op de ervaringen sinds de start van de transities in het sociaal domein en wat deze uiteindelijk moeten opleveren. Houd hiervoor onze website en de december-editie van onze nieuwsbrief ‘Overheid in Beweging’ in de gaten!

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ruud Groot, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 15 47 92 90 of via e-mail: r.groot@telengy.nl. U kunt ook contact opnemen met Jos van Dijk, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 27 03 57 76 of via e-mail: j.v.dijk@telengy.nl.

De digitale selfservice van de toekomst

Lees het gehele artikel

‘Een gelijke informatiepositie tussen initiatiefnemers en de overheid’‘Met één klik op de kaart weten wat je als initiatiefnemer ergens wel of niet mag realiseren’. Dit zijn veel gehoorde kreten die de digitale ambitie van de Omgevingswet duidelijk maken. De componenten van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) moeten ertoe bijdragen dat deze situatie in 2024 werkelijkheid wordt. Een belangrijk puzzelstukje van het DSO om deze digitale selfservice waar te kunnen maken is de component ‘regelbeheer’. In de eindrapportage ‘Verkenning Informatievoorziening Omgevingswet (VIVO)’ worden de eerste kaders geschetst van de informatievoorziening onder de Omgevingswet, waarbij ook ingezoomd wordt op regelbeheer. Wat houdt regelbeheer in en waarom is het zo belangrijk voor het toekomstige stelsel?

Roald Schel, expert KennisCentrumOmgevingswet.nl en Telengy-adviseur, schrijft over regelbeheer.

Software Sociaal Domein is niet het belangrijkste probleem

Lees het gehele artikel

Worden in onze gemeente de taken binnen het sociaal domein goed en efficiënt uitgevoerd en biedt de beschikbare software adequate ondersteuning? Deze vraag werd door een middelgrote gemeente voorgelegd aan adviseurs Willem Isendoorn en Henk Albers. Een vraag die mogelijk bij meer gemeenten in Nederland speelt en daarom belichten we deze casus in het bijzonder.

Drukke tijden

Ontwikkelingen in het sociaal domein gaan snel. Grootschalige aanpassingen moeten in relatief korte tijd worden doorgevoerd: “Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan”. Op deze manier kunnen we terugkijken op de afgelopen jaren waarin de 3 decentralisaties in het sociaal domein zijn gerealiseerd. Als deze ontwikkelingen ook nog gepaard gaan met lokale/regionale ontwikkelingen als samenwerkingsverbanden, herindelingen en het inbesteden van voorheen uitbestede taken, dan is duidelijk dat een ontstane situatie daardoor voor een belangrijk deel verklaard kan worden:

  • de werkprocessen lopen nog niet soepel;
  • verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn nog niet uitgekristalliseerd (wie mag/moet wat doen?) en;
  • welke gegevens/informatie mogen betrokkenen wel/niet inzien en/of gebruiken?

De conclusie dat verbeteringen noodzakelijk zijn, is snel getrokken. Maar welke aanpak te volgen? Zorgt betere software voor die verbeteringen? Staat de huidige software die verbeteringen in de weg? Of is die software mogelijk zelfs de oorzaak van het niet optimaal functioneren van de organisatie?

Software is niet het (belangrijkste) probleem

Op basis van gesprekken met vele betrokkenen (management, beleid, uitvoering) zijn onze bevindingen als volgt samen te vatten:

  • De afstemming binnen het werkveld (sociaal domein) is niet optimaal. Over de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden wordt verschillend gedacht. Het ontbreekt daarbij aan sturing om deze onduidelijkheid weg te nemen en de gekozen inrichting van gegevensautorisatie is niet consistent. Daardoor worden medewerkers soms gehinderd om hun werkzaamheden efficiënt uit te voeren.
  • De afstemming tussen het werkveld en I&A kan beter. Er is te weinig capaciteit voor applicatiebeheer en het gebruik van applicaties is niet goed doordacht, waardoor mogelijkheden van applicaties niet effectief worden benut.
  • Er zijn teveel individuele (en verschillende) werkwijzen van de medewerkers in het werkveld. Medewerkers hebben relatief veel vrijheid om hun werkzaamheden naar eigen inzicht in te regelen, waardoor het geheel niet efficiënt gebeurt. Hierdoor is een uniform inzicht in status van het werk lastig te verkrijgen en zijn taken moeilijk van elkaar over te nemen.
  • Er zijn veel (deels elkaar overlappende) applicaties in gebruik maar de mogelijkheden worden niet goed benut. Niet alle applicaties sluiten goed op elkaar aan, waardoor gegevens meerdere malen vastgelegd moeten worden. De kennis van de mogelijkheden van de applicaties is onvoldoende, mede doordat te weinig prioriteit gegeven wordt aan opleidingen.

Significante verbetering

Belangrijkste conclusie is dat vervanging van de software – zonder de overige verbeterpunten aan te pakken – niet zal leiden tot een significant betere uitvoering van de taken in het sociaal domein. Aanbevolen is daarom een integraal verbeterplan projectmatig uit te voeren, waarbij over de hele linie (waaronder benutting software, inrichting software, kennis van medewerker, aanscherpen verantwoordelijkheden en bevoegdheden en doordachte autorisaties) verbeteringen worden aangebracht.

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Henk Albers, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 22 92 24 16 of via e-mail: h.albers@telengy.nl. U kunt ook contact opnemen met Willem Isendoorn, adviseur bij Telengy, via tel nr. 06 51 54 11 69 of via e-mail: w.isendoorn@telengy.nl.

Strategische keuzes met scenarioplanning

Lees het gehele artikel

In de dagelijkse adviespraktijk van Telengy maken we gebruik van vele methodes en werkvormen zodat we samen met de opdrachtgever tot een optimaal resultaat komen. Dat wil overigens niet zeggen dat de methode of werkvorm centraal staat, het is slechts een middel om te komen tot het vooraf met elkaar geformuleerde doel. De Telengy-adviseur is in staat om de best passende methode en werkvormen op pragmatische wijze in te zetten op weg naar een optimaal resultaat. Gewoon doen. In dit artikel wordt een model voor scenarioplanning toegelicht.


We leven in een tijd waarin veel organisaties gedwongen zijn om belangrijke keuzes te maken. Keuzes die bepalend kunnen zijn voor het succesvol voortbestaan van de organisatie. Echter, de toekomst laat zich zo moeilijk voorspellen. Welke wegen moeten wel ingeslagen worden en welke wegen zijn doodlopend? Scenarioplanning is een instrument dat daarbij kan helpen.

Wat kun je er mee?

Scenarioplanning geeft je verschillende beelden van mogelijke ‘toekomsten’. Hiermee verken je de (onzekere) toekomst en krijg je een beter inzicht in hoe de toekomst er mogelijk uit kan zien, zodat je daarop je strategische keuzes kunt baseren. In de praktijk blijkt het een waardevol hulpmiddel om in een organisatie met mensen uit verschillende disciplines de discussie over toekomstige ontwikkelingen te voeren. Het geeft als het ware structuur aan discussies over de beelden die iedereen in de glazen bol ziet. Organisaties gebruiken scenarioplanning ook wel om bestaande strategieën te toetsen: zijn er ontwikkelingen waardoor de bestaande koers gewijzigd moet worden?

Hoe werkt scenarioplanning?

Allereerst moet de strategische vraag worden bepaald: over welk thema of onderwerp gaat het? Vervolgens worden voor de relevante invalshoeken (bijvoorbeeld politiek, economisch, technologisch, sociaal) de mogelijke ontwikkelingen benoemd. Voorbeelden zijn de terugtredende overheid, de economische groei en de individualisering van de maatschappij. Daarbij wordt met name gezocht naar de ontwikkelingen die onzeker zijn. Dat de fossiele brandstoffen op raken is bijvoorbeeld een zekerheid, maar hoe gaan consumenten reageren op nieuwe technologische ontwikkelingen?

Scenarioplanning voor informatiebeleid gemeenten

Een voorbeeld van de toepassing van scenarioplanning in gemeenten die de koers op het gebied van informatiebeleid en -uitvoering willen bepalen, staat hieronder weergegeven:

Scenarioplanning

In dit voorbeeld worden vier scenario’s onderkend die relevant zijn voor gemeenten bij het maken van strategische keuzes over a. het ontwikkelen van informatiebeleid en b. het uitvoeren van het informatiebeleid. Daarmee helpt het gemeenten om de juiste dingen te doen (en ook om bepaalde dingen niet te doen als ze niet passen in het streefscenario).

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Henk Albers, via tel. nr. 06 22 92 24 16 of via e-mail: h.albers@telengy.nl.