Auteursarchief: Peter ter Telgte

Eigen Verklaringen Rijbewijs onnodig bij gemeenteloket

Lees het gehele artikel

Gemeenten krijgen jaarlijks circa 600.000 onnodige klantcontacten voor het aanvragen van een Eigen Verklaring Rijbewijs. De aanvrager heeft hierbij nog steeds last van het kastje-naar-de-muur-syndroom. Het formulier koop je bij de gemeente, terwijl de aanvraag door het CBR behandeld wordt.

In het verleden was het verplicht een uittreksel GBA te overleggen samen met de aanvraag en daarmee was het gemeenteloket een logische plaats voor het kopen van de aanvraag. Inmiddels is het meeleveren van het uittreksel GBA niet meer nodig en is de meerwaarde voor een (digitale) gang naar het gemeentehuis nihil. Sterker nog, het kost de aanvrager veelal meer geld. De vaste prijs voor een aanvraag Eigen verklaring rijbewijs bedraagt € 23,40 euro (prijspeil 2012), terwijl de prijs per gemeente verschilt tussen € 22,- en € 34,-. Verder is de aanvrager verplicht het formulier per post te verzenden. Dit blijkt uit onderzoek onder 153 gemeenten, uitgevoerd door Telengy.

De 153 deelnemende gemeenten aan het onderzoek hebben gezamenlijk 91.620 Eigen Verklaringen Rijbewijs in 2011 afgegeven. Gezamenlijk hebben deze gemeenten 3.687.315 inwoners. In 2011 heeft het CBR bijna 600.000 aanvragen Eigen Verklaringen Rijbewijs in behandeling genomen (596.728 aanvragen in 2011, bron CBR). Meer onderzoeksmateriaal is als bijlage beschikbaar.

Iedereen die rijexamen doet bij het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) moet een Verklaring van Geschiktheid hebben. Een Verklaring van Geschiktheid wordt aangevraagd door het insturen van een formulier Eigen Verklaring naar het CBR. Dat is een formulier met vragen over de lichamelijke en geestelijke gesteldheid. Het formulier is met name te koop bij de gemeente.

Met het ontwikkelen van de e-overheid zou het natuurlijk ook heel anders kunnen. Een digitaal formulier met DigiD, eventueel met DigiD-machtigen voor de rijschoolhouder of de arts in verband met de gezondheidsverklaring, de voortgang kan de aanvrager volgen via MijnOverheid of MijnCBR. Dit scheelt de aanvrager een gang naar de gemeente en de brievenbus. Gemeenten hebben op jaarbasis 600.000 klantcontacten minder af te handelen, waarvan de meerwaarde ook nog eens nihil is.

Verantwoord herindiceren Wmo no cure no pay

Lees het gehele artikel

Het beleidsarm overnemen, oftewel herindiceren Wmo, leidde bij veel gemeenten tot grote tekorten. De druk om het Wmobudget verantwoorder te besteden neemt daarom toe. Onze specialisten realiseren samen met u de noodzakelijke structurele besparing. Op een verantwoorde wijze en altijd met oog voor uw burgers. Wij zijn ervan overtuigd dat onze aanpak werkt. En dat we u meer opleveren dan we kosten. Dat garanderen we u in concrete resultaatafspraken.

Onze werkwijze: no cure, no pay

We beginnen met een vrijblijvende analyse om te berekenen hoeveel u structureel kunt besparen. In een realistisch voorstel laten we u zien hoe wij deze besparing verantwoord voor u kunnen realiseren. We spreken vervolgens een resultaatverplichting en een prestatiebeloning met u af. Het resultaat dat we structureel voor u behalen, bepaalt de vergoeding voor het geleverde werk. De terugverdientijd is altijd maximaal één jaar. En boeken we geen besparingsresultaat? Dan hoeft u ons niets te betalen. No cure, no pay. Helder, toch?

Wij werken volgens de principes van de Kanteling en leggen de nadruk op de eigen kracht van uw burgers. Geen kaalslag, maar verantwoord maatwerk.

Gemeente Dongen: herindiceren met een sociaal hart

Ook de gemeente Dongen wil het Wmo-budget nu en in de toekomst efficiënter besteden. Daarom stelden ze een spoorboekje op met besparingsmaatregelen, zoals een herindicatie- en besparingsproject voor Hulp bij het Huishouden. De specialisten van Telengy voerden dit project voor hen uit.

Vergoeding in de pas met budgettair voordeel

Jack van Leuken, verantwoordelijk teamleider van de gemeente Dongen beschrijft de aanpak: “Twee specialisten van Telengy analyseerden eerst grondig onze situatie. Ze schreven daarna een realistisch en verantwoord besparingsvoorstel.” Gemeentesecretaris Henk van Noort vult aan: “Wat daarbij opvalt, is de prestatiebeloning van Telengy op no cure, no pay-basis. Ze maken vooraf een staffel zodat je kunt zien dat hun vergoeding in de pas loopt met het budgettair voordeel dat ze voor je behalen. Heel eerlijk en duidelijk.”

Focus op maatwerk en zelfredzaamheid

Telengy legt de nadruk op maatwerk en de eigen kracht van de burgers en werkt altijd volgens de principes van de Kanteling. Marina Starmans, als wethouder in Dongen verantwoordelijk voor de Wmo, waardeert deze werkwijze: “We passen ons beleid aan om de Wmo betaalbaar te houden. Dat kan niet anders. Maar het gaat hier zeker niet om een ordinaire bezuinigingsronde. We kozen bewust voor herindiceren met een sociaal hart. En die aanpak werkt; de onrust is gelukkig achterwege gebleven. Procentueel gezien is het aantal bezwaarschriften dat we kregen niet afwijkend van de norm. Daar ben ik erg tevreden over.”

Resultaatafspraken overtroffen zonder burgers tekort te doen

Gemeentesecretaris Van Noort: “De herindicatie is een duidelijke vertaling van onze visie ‘Van een zorgzame gemeente naar een zorgzame samenleving’. Telengy is zorgvuldig te werk gegaan en heeft meer dan voldoende aan onze verwachtingen voldaan.” “Telengy heeft de resultaatsafspraken zelfs overtroffen,” voegt Van Leuken toe. “Ik heb Telengy als een professionele partner ervaren. Herindiceren is natuurlijk een gevoelig onderwerp, dus er liep ook wel eens iets minder soepel. Maar omdat de lijntjes kort waren, was dit altijd snel bespreekbaar. Dongen heeft al jaren een klanttevredenheidscijfer tussen de 7,5 en 8. Dit jaar zal dat niet anders zijn, verwacht ik. Zelfs na deze besparingen.”

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marcel Lemmen,

Overheid in Beweging: De Verbinding

Lees het gehele artikel

Deze Overheid in Beweging De Verbinding staat helemaal in het teken van verbinden middels vitale coalities. Samenwerken is geven, je eigen belang verbinden aan het belang van de ander. En als gelijkwaardige partners inversteren in het gezamenlijk belang. In deze OiB delen uw collega’s hun praktijkervaringen en leest u de inspirerende visie van de gastsprekers van de themadag.

  • Limburgse netwerk-RUD
    Focus op kwaliteitsverbetering.
  • Samenwerking werpt vruchten af
    I-NUP implementatiecommunity verbindt gemeenten.
  • Tijd voor nieuwe keuzes
    Vitaal-grijze coalities zijn de toekomst.
  • Bijzondere ontmoeting
    “Zet bezielde mensen bij elkaar, dat kan alleen maar tot succes leiden.”
  • Strategische samenwerking
    Toverwoord vitale coalitie Waalre, Simac en Telengy: Vertrouwen!
  • Opdrachtgeverschap
    Alphen aan den Rijn zoekt partner kwaliteit via aanbesteding.
  • Kijk met andere ogen
    De verborgen schat van I-NUP.
  • Soundbites
  • Stichting Life in
    Explore Yourself voor Ethiopië.

U kunt deze Overheid in Beweging De Verbinding hieronder downloaden:

Overheid in Beweging De Verbinding

Vitaal grijs: Profilering van een plus-generatie

Lees het gehele artikel

Het percentage mensen dat de 65-jarige leeftijd bereikt, is in ruim honderd jaar meer dan verdubbeld (figuur 1). Van degenen die rond 1860 geboren werden, heeft ruim 30% in 1925 de 65-jarige leeftijd bereikt, van degenen die in 1980 geboren zijn zal meer dan 80 % in 2045 de 65-jarige leeftijd bereiken. Deze laatstgenoemden hebben dan nog een gemiddelde levensverwachting van ruim 21 jaar (figuur 2). Midden deze eeuw zal bijna 14% van de bevolking 75 jaar of ouder zijn, 5% zal 80 jaar of ouder zijn, en 25% 65 jaar of ouder. Welbeschouwd een revolutionaire ontwikkeling in de samenstelling van de bevolking vergeleken met de piramide van 1900.

Door Kees Knipscheer

Het is nog amper 10 jaar geleden dat vrijwel iedere 55-jarige die even stilstond bij zijn arbeidsloopbaan de vraag op de lippen kreeg: “Hoe lang moet ik nog?”, “Komt de VUT al in het perspectief”, om zich vervolgens langzaam te verlustigen in het Zwitserleven gevoel. Als je in 2000 serieus sprak over doorwerken na je 65ste werd je aangekeken alsof je van een andere planeet kwam. Terugkijkend vanaf nu kan men zich dit moeilijk voorstellen want langer werken is anno 2011 in “the air”, ondanks het feit dat diverse institutionele arbeidsmarktpartijen nog achterhoede gevechten houden en de overheid weerhouden om in rap tempo de AOW leeftijd op te trekken naar minimaal 67 jaar. Hoe is het mogelijk? Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat maatschappelijk gezien de noodzaak van het langer werken voor de komende jaren al een zekere vanzelfsprekendheid heeft gekregen. De nieuwste voorspellingen van het CBS hebben dat alleen maar versterkt. Het CBS voorziet voor 2040 4,6 miljoen 65-plussers, waaronder minimaal 5000 honderdjarigen. De mannen die in 2007 65 jaar werden hadden nog een levensverwachting van 17,4 jaar, waarvan 11,2 gezonde levensjaren (CBS, persbericht 2010).

Rond 50/55 jaar dienen zich in het leven van veel mensen enkele veranderingen aan – zowel in de gezinscontext als met betrekking tot de arbeidsloopbaan – die direct een impact hebben op de manier waarop ze in het leven staan (Knipscheer, 2006). Als ouders 50/55 jaar worden gaan de kinderen een meer zelfstandig leven leiden en vindt er een afbouw plaats van de intensieve opvoedingsfase. Dit opent nog meer mogelijkheden om andere ambities te ontwikkelen. Daarnaast ebt het perspectief op het nog verder carrière maken in de lijn van de eerste carrière langzaam weg, als het al niet eerder is afgenomen. Nu het alternatief van het afglijden naar de VUT geen optie meer is, kan het nuttig en aantrekkelijk zijn serieus na te denken over een bijstelling van de invulling van de laatste fase van de arbeidscarrière. De overgang naar de derde leeftijd vormt een goede aanleiding een voorlopige balans op te maken van het eigen leven en van daar uit een plan te ontwerpen voor die derde vitale fase; een plan dat gebaseerd is op de opgebouwde levenservaring – zowel in beroepsmatige zin als in de zin van algemene levenservaring – en dat aansluit bij de persoonlijke kwaliteiten, capaciteiten en sterke kanten (vaardigheden, (vak)kennis, inzicht, levensfilosofie) en als zodanig nieuwe levensvervulling kan geven. Dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Immers rond dezelfde leeftijd is de kans groot dat een werknemer het etiket “oudere werknemer” krijgt opgeplakt en vrijwel kansloos is op de huidige arbeidsmarkt. Eerder heb ik deze fase omschreven als een tweede adolescentie (Knipscheer, 2006) die ik in 2010 kwalificeerde als een seniore keuzebiografie waarbij het keuze element zowel verwijst naar de breedte van de keuzes als naar de relatieve vrijheid van keuzes. Deze tweede adolescentie is bij uitstek geschikt om een nieuwe balans te zoeken tussen een vernieuwde bijdrage op de arbeidsmarkt en een vernieuwde levensvulling in de lijn van Eriksons generativiteit (Eriksons, ). Een seniore keuzebiografie waarin het accent op de arbeidsmarkt bijdrage geleidelijk afneemt en het accent op de generativiteit groter wordt. Idealiter zou op deze manier een harmonieuze transitie van betaalde arbeid naar stoppen met “werken” bereikbaar kunnen zijn.

 

Een korte geschiedenis van 55-65

Een korte analyse van de “maatschappelijke” geschiedenis van de levensfase 55-65 profileert de overgang van een vrij inhoudsloze “derde leeftijd” naar een levensfase van 55-75 met een geheel eigen karakter en inhoud. De eerste twee decennia na de Tweede Wereldoorlog was het vanzelfsprekend tot de leeftijd van 65 actief te zijn op de arbeidsmarkt (in 1960 was van de mannen tussen 55 en 64 jaar 90 % aan het werk). In de jaren zestig en begin zeventig van de vorige eeuw onderkende de SER dat van oudere werknemers op hun vertrouwde werkplek te veel gevraagd werd. De SER werkte op basis van diverse grootschalige onderzoeken adviezen uit voor de aanpassing van de werkplek voor oudere werknemers. Dit alles was er op gericht de oudere werknemer zo lang mogelijk in het arbeidsproces te behouden. De invoering van de Wet op de Arbeidsongeschiktheid maakte dit in de loop van de zeventiger jaren in zekere zin overbodig.

In de loop van de jaren zeventig stagneerde de economie en stroomden de eerste cohorten van de naoorlogse geboortegolf de arbeidsmarkt op. Vanaf het begin van de jaren tachtig ontstond er een groot overschot aan arbeidskrachten en een economische noodzaak tot reorganisatie van bedrijven. Een voor de hand liggende (!) maar ook ingrijpende oplossing werd gevonden in het vervroegd laten stoppen van de oudere werknemers met behoud van inkomen (inclusief opgelegde beperkingen voor het herintreden). De adviezen van de SER uit de jaren zestig raakten hiermee totaal uit het zicht. De positionering van de oudere werknemer op de arbeidsmarkt werd in deze periode primair een exit-verhaal, zij het via de WAO, zij het via de VUT-regelingen.

In de loop van de jaren negentig komt er geleidelijk wederom een verschuiving in die positionering van de 55-65 jarigen, ook al blijkt het niet zo eenvoudig om de inmiddels verworven rechten van de oudere werknemer terug te dringen. Vanaf die tijd trekt de economie aan, neemt de instroom van jongere werknemers af en hangt de verwachte massale uitstroom van de babyboomers als een zwaard van Damocles boven de arbeidsmarkt. Het beleid wordt er op gericht om mensen langer in het arbeidsproces te houden. Nog weer een decennium later besluit de overheid zelfs een geleidelijke optrekking van de AOW-leeftijd naar 67 te willen doorvoeren, meer gemotiveerd door de economische crisis en de toenemende vergrijzing dan door de zorg over de positionering van de oudere werknemers als zodanig.

De volgende kanttekeningen kunnen geplaatst worden bij de in zo juist beschreven opeenvolgende wisseling in de positionering van de oudere werknemer. Op de eerste plaats demonstreert deze prachtig dat deze positionering in sterke mate gestuurd werd door de stand van de economie en door de demografische samenstelling van de arbeidsmarkt. Het feit dat de langdurige geboortegolf van na de Tweede Wereldoorlog golfbewegingen in de Nederlandse arbeidsmarkt veroorzaakt, speelt ons nog steeds parten. Een tweede kanttekening betreft het feit dat mensen op de arbeidsmarkt werden geconfronteerd met een aantal diep ingrijpende veranderingen in hun werksituatie en carrière. De snelheid van de technologische ontwikkelingen als zodanig, de digitalisering van het informatie verkeer en de voortgaande globalisering hebben er toe geleid dat het concept levensloop-carrière en een vaste baan voor het leven achterhaald zijn. Dit is niet meer de situatie waarin mensen nu op de arbeidsmarkt komen. Zowel de veranderende leeftijdssamenstelling van de arbeidsmarkt populatie als de veranderingen wat betreft de loopbaan trajecten hebben er toe bijgedragen – en dit is de derde kanttekening – dat de opvattingen over de inrichting van de levensloop/arbeidscarriere mede als gevolg van een langere levensverwachting aan verandering onderhevig zijn. Tegen de tijd dat ongeveer 80 % van de Nederlanders minstens de leeftijd van 65 jaar bereikt gaat het in de levensperiode van 55-75 jaar bij de overgrote meerderheid van hen niet meer primair om de ooit geambieerde top-positie en maximalisering van het inkomen maar primair om met de inzet van hun vitaliteit en creativiteit om nieuwe uitdagingen te vinden, in een formele arbeidspositie dan wel in een maatschappelijk functioneren onder de koepel van vrijwilligerswerk. M.a.w. de levensperiode 55-75 jaar heeft een eigenstandig karakter gekregen.

Vanaf het midden van de vorige eeuw heeft het westerse arbeidsmarkt denken zich laten leiden door een tweedeling van de levensloop. Tot de leeftijd van 65 werd volledige werkgelegenheid nagestreefd, niet alleen met het oog op een redelijk arbeidsinkomen voor elke werknemer (en werkgever) maar ook met het oog op het opbouwen van een redelijk pensioen voor daarna. Gezien de demografische ontwikkelingen, m.n. de combinatie van de langere levensverwachting en de proportionele groei van het aantal mensen waarvoor die langere levensverwachting geldt, lijkt het op den duur onvermijdelijk dat de eind-leeftijd voor de (bestaande) arbeidsmarkt flink omhoog moet. Daarmee ontstaat als vanzelf een tweeledige arbeidsmarkt van de toekomst: die van het spitsuur en die van de rijpe jaren. De arbeidsmarkt van de rijpe jaren zal zijn eigen dynamiek gaan ontwikkelen en om geheel eigen regulerings instituties c.q. mechanismen vragen. De bestaande arbeidsmarkt instituties worstelen keer op keer met de vraag hoe komt het toch dat binnen het kader van de huidige arbeidsmarkt dynamiek oudere werknemers niet aan de slag komen. Vermoedelijk vraagt dit vraagstuk om een arbeidsmarkt die georienteerd is op levenservaring, basisvakmanschap en kleinschaligheid.

Institutionele paradoxen en terugtrekking

Men kan zich afvragen waarom er in Nederland zo weinig aandacht is voor de uitdaging die door het ontstaan van deze nieuwe levensfase voor ons ligt. Ik noem (voorlopig) twee kenmerken van de Nederlandse arbeidsmarkt die een rol spelen.

In het verlengde van het voorgaande moeten we als eerste vaststellen dat de samenleving absoluut niet uitnodigt tot langer werken dan beslist noodzakelijk is. In zekere zin zijn er alleen maar institutionele regelingen die demotiveren tot langer werken. Zowel de regeling van de officiele pensioenleeftijd en als van de nog veel gebruikte mogelijkheid van vervroegd uittreden nodigen eerder uit tot anticiperen op deze uittreding dan te motiveren tot het omgekeerde. Dat er serieus overwogen zou worden om langer te werken dan noodzakelijk overstijgt het voorstellingsvermogen van de overgrote meerderheid. De verlokkingen van een arbeidsloos bestaan worden al jaren voor de feitelijke beeindiging van de loopbaan zodanig gekoesterd, dat er amper ruimte is om een goede afweging te maken over een evenwichtige invulling van de decennia welke resten. Zelfs wetenschappelijke instellingen vertonen geen enkele neiging om tegen minimale kosten gebruik te blijven maken van de verworven deskundigheden van pensioengerechtigden. Zij sturen liever zittende hoogleraren met vervroegd pensioen. Er rust in Nederland een taboe op werken na de 65 jarige leeftijd, dit in tegenstelling tot b.v. Amerika en Japan.

Een tweede argument waarom er weinig aandacht is voor de invulling van de nieuwe levensfase vormt een soort ‘counterpart’ van het eerste argument. Als men op grond van leeftijd niet meer tot de potentiele arbeidsmarkt populatie gerekend wordt, dan valt men in een andere categorie met een negatief stempel. Dat negatieve maatschappelijke stempel wordt beheerst door “het niet meer voor vol aangezien worden”, “het niet meer mee kunnen”, “de dure WAO-er”, “de kostbare Vutter”, “de onbetaalbare AOW-er”. De vraag is hoe de betreffende leeftijdscategorieen zich kunnen onttrekken aan de maatschappelijke druk van deze negatieve beeldvorming wanneer deze gepaard gaat met een minimale publieke zichtbaarheid van de z.g. derde levensfase? Tussen het uittredingsproces uit de arbeidsmarkt en de toetreding tot het domein van de fysieke afhankelijkheid is zowel hun maatschappelijke als hun publieke zichtbaarheid tot een minimum teruggebracht, een onzichtbare generatie. Deze mensen leven in een soort ‘time-out’. M.a.w. de niet meer werkende nog vitale oudere moet zich aan de eigen haren uit het moeras trekken. Het is de pregnantie van deze negatieve maatschappelijke profilering, welke eerder stimuleert tot zich terugtrekken dan tot zich opnieuw maatschappelijk te engageren.

De stelling die hier betrokken wordt is dat de krimpende arbeidsmarkt, de exponentieel stijgende zorgkosten en de risicovolle pensioen vooruitzichten het maatschappelijk noodzakelijk is dat deze plus-generatie zich met een eigen maatschappelijke bijdrage profileert, c.q. zichtbaar maakt en dat dat voor de individuele vitale-grijze heilzaam is. Deze maatschappelijke noodzaak moet dan ook maatschappelijk zichtbaar gemaakt worden. Het moet duidelijk zijn dat er verwachtingen leven ten aanzien van deze nieuwe levensfase en dat passende innovatieve institutionele structuren zichtbaar worden.

Levenservaring, culturele rijkdom en behoefte aan een flexibele inzet: de arbeidsmarkt van de rijpe jaren.

(alternatieven: van het daluur, van de plus-generatie, van vitaal grijs)

Waar liggen de mogelijkheden voor deze maatschappelijke bijdrage van de rijpe jaren? Al snel wordt daarbij gedacht aan de levenservaring en daaraan gekoppelde scholings- en begeleidingsbijdragen.Maar echte innovatieve initiatieven op het terrein van scholing heeft deze generatie de laatste decennia niet laten zien. Daarbij wil ik niets af doen aan de scholingselementen in het programma’s van het Gilde, aan de input van culturele en welzijnsinstellingen, aan de nog steeds groeiende deelname aan het Hoger Onderwijs voor Ouderen en aan de enorme deelname van ouderen aan allerlei cultuur evenementen. Moeten ouderen zelf niet meer maatschappelijke pressie ontwikkelen als ze werkelijk overtuigd zijn van hun culturele rijkdom om het beleid bij te sturen? Primair is dat de waarde van bijdrage van de “rijpe jaren” gezocht moet worden in de eigen individuele “professionele” kwaliteit. Dit verwijst naar vakbekwaamheid, naar kleinschaligheid en naar inzet op micro-schaal met gebruikmaking van kwaliteiten die ontwikkeld zijn in voorgaande arbeidsfasen. Te denken valt aan wijkonderhoud (groenvoorziening, speeltuin, veiligheid, cultuur-historie), woningonderhoud of – innovatie (binnenhuis architectuur, metselaar, timmerman etc), onderwijs (coaching, bijscholing, muziekonderwijs, bibliotheekgebruik), micro-finantieële dienstverlening (prive-administratie, belastingdienstverlening, pgb-administratie, finant.jaarverslagen), interdisciplinaire wetenschapsbeoefening etc etc. Twee voorbeelden werk ik uit.

Levenservaring en culturele rijkdom komen zeker van pas in de woonbuurt en daarvan zijn vele demonstraties beschikbaar. Al tientallen jaren wordt tamelijk negatief geschreven over de buurt als sociaal fenomeen. De verdwenen cohesie van de buurt, de verloedering van de buurt, de onveiligheid, de anonimisering en individualisering hebben de sociale samenhang van de buurt of wijk verloren doen gaan of dreigt dat te doen. Niettemin is de laatste tijd het bewustzijn groeiende dat de buurt/wijk een cruciale eenheid is om de sociale samenhang in een stad te versterken. Het aantal projecten waarin de lokale overheid dan wel particulieren proberen op een of andere manier een buurt/wijkcultuur te stimuleren is de laatste jaren sterk toegenomen (zie WRR rapport: “Vertrouwen in de buurt”). Ik vraag me af wat de bijdrage van de ouderen in de buurt is en zou kunnen zijn om dit soort projecten tot een succes te maken (Penninx (NIZW), “De buurt voor alle leeftijden”). Op de schaal van een buurt zouden de oudere bewoners zich met name uitgedaagd kunnen voelen om iets van hun culturele rijkdom in te brengen. Doorgaans zijn zij van “oudsher” het meest vertrouwd met de typische kenmerken van de buurt, relatief gezien verkeren zij vaker 7 maal 24 uur in de wijk zodat ze met vrijwel alle facetten van het buurtleven uit de eerste hand bekend kunnen zijn, bovendien zij ze beschikbaar om hun ervaringen uit te wisselen en met anderen te delen. Ervaringswijsheid en sociale vaardigheden zijn hierbij een eerste vereiste, een uitgelezen gelegenheid om culturele rijkdom te demonstreren? Juist de negatieve karakterisering van het buurtleven in Nederland zou voor de vitale ouderen een uitnodiging moeten zijn om hun culturele rijkdom te gelde te maken! Bovendien, zijn zij misschien wel de eerst belanghebbenden. NIZW en CIVIQ bundelden hun activiteiten om de zilveren kracht van ouderen te mobiliseren.

Een tweede project waarin is geprobeerd om de eigen kracht en waarde van de rijpe jaren op te zoeken betrof de intramurale zorg voor ouderen. (Onderstaand voorbeeld is zeker te lang maar voorlopig zo over genomen uit een eerder publicatieKK) Onder de titel ‘Excellent Senior Care; een haalbare kaart!’ is momenteel een experiment in ontwikkeling met de personeelsbezetting van een verzorgings- en verpleeghuis. Voorstel is om een afdeling in een verpleeghuis vanaf ’s morgens half elf vrijwel uitsluitend door vijftig- tot zeventig plus werknemers te laten ‘runnen’. Mocht het experiment succesvol blijken, dan zou dit een aantrekkelijke maatschappelijke vernieuwing betekenen en een bijdrage aan de oplossing van verschillende actuele vraagstukken. Voor oudere werknemers biedt het experiment aantrekkelijke mogelijkheden om in een nieuwe sector aan de slag te gaan. Het resultaat is een zorgmarkt, waarin de oudere werknemersrol flexibel is ingevuld. Het mes zou heel goed aan twee kanten kunnen snijden, want tehuizen kunnen zo hun personeelstekort tegengaan.

In het kader van de voorbereidende haalbaarheidsstudie voor dit project (Knipscheer en Ziekemeyer, 2007; samenvatting Ziekemeyer en Knipscheer, 2007) zijn de onderstaande seniore kwaliteiten voor de zorgsector (hier summier samengevat) op een rijtje gezet:

  • Empatisch omgaan met hulpbehoevende mensen op hoge leeftijd Het omgaan met hulpbehoevende ouderen vraagt – naast zorggerichte vaardigheden – het vermogen om met hen in gesprek te blijven, met begrip en geduld. Als mensen in hun 3e levensfase komen, hebben ze daarvan over het algemeen meer in huis.
  • Minder seksuele intimidatie & Agressie en geweld Met de leeftijd verbetert over het algemeen de wijze waarop men hiermee omgaat. – Meer oog voor eigen veiligheid en gezondheid Minder (bedrijf)ongevallen en incidenten. Dit gegeven, dat universeel zou zijn, wordt ontleend aan het model van Ziekemeyer.
  • Ouderenmishandeling – imagorisico’s beter afdekken
  • Beeldvorming rond de ouderenzorg is een hardnekkig probleem. Met de nodige ervaring kan het bedreigende karakter van het verwikkeld raken in situaties van ouderenmishandeling wellicht geneutraliseerd worden.
  • Ruimere inschattingsbeoordeling over cliënten en hun veiligheid
  • Rond de omgang met vrijheidsbeperkende interventies is het de moeite waard om na te gaan of de inzet van meer ervaren verzorgenden/verplegende een bijdrage kan leveren.
  • Meer vertrouwd met leven en dood
  • Gedurende hun leven zijn ze naast ‘het leven’ ook in aanraking gekomen met ziekte en dood. Door hun levenservaring komen ze vertrouwenwekkender over, immers hun levenservaring is ingebed in een ervaring van tientallen jaren die de hulpbehoevende oudere en de 50-plusser gemeenschappelijk hebben.

In het kader van de haalbaarheidsstudie is een publiekspeiling onder 50-70 jarigen gehouden om na te gaan of er belangstelling is om in de ouderenzorg werkzaam te zijn. Het was de bedoeling te achterhalen hoe onder de 50-70 jarigen op een dergelijk initiatief gereageerd zou worden, en meer specifiek, of er inderdaad onder hen belangstelling zou zijn om in een verzorgings-/verpleeghuis te werken? De oproep werd geplaatst in een magazine dat speciaal voor de doelgroep (50+) is bestemd. Binnen 2 maanden ontvingen we 140 reacties. Zes van de 140 reacties waren negatief. De overgrote meerderheid van de reacties waren positief en zeer enthousiast.

De citaten (onderaan de pagina) vormen een illustratie van hetgeen Erikson typisch vond voor de zevende levensfase van generativiteit en stagnatie. Het basiskenmerk van deze generativiteit is volgens hem dat groei en ontwikkeling in deze periode zich vooral manifesteren in een toenemende sociale productiviteit en creativiteit, en in een dienstbare opstelling tegenover de naaste omgeving en de samenleving. Afwezigheid van generativiteit in deze fase duidt volgens Erikson op stagnatie in de ontwikkeling op latere leeftijd. Ongevraagd geven onze respondenten in hun reacties typische illustratie van het zich ontwikkelen van een generatieve instelling. Het valt moeilijk te ontkennen dat onze arbeidsmarkt nog steeds beheerst wordt door negatieve beeldvorming ten aanzien van oudere werknemers, zoals hier ook weer blijkt. Van diverse kanten zijn echter ontwikkelingen gaande die de noodzaak om hierin verandering te brengen onderstrepen. In zijn algemeenheid is er nog steeds sprake van een verdere verschuiving in de leeftijdssamenstelling van de arbeidsmarkt. Voor de in de komende jaren uitdijende zorgsector zal het daardoor steeds moeilijker zijn om aan voldoende arbeidskrachten te komen. Daarnaast zijn de signalen die hier in de antwoorden van de respondenten naar voren komen ten aanzien van een groeiende behoefte aan heroriëntatie in het werkleven na de 50-jarige leeftijd een hoopvol teken.

Stel dat een aantal van bovengenoemde voordelen gerealiseerd kunnen worden door aanboring van een groeiende “derde leeftijd” arbeidsmarkt, dan zou dit voor de bewoners van verpleeghuizen ongetwijfeld ook voordelen kunnen opleveren, te denken valt o.a. aan: een aantrekkelijker leefklimaat, een andere verhouding tussen personeel en bewoners en personeel dat gemakkelijker denkt vanuit de zorgvrager. Op deze manier biedt de verzorging van hulpbehoevende ouderen een van de mogelijke invullingen van de tweede adolescentie met een duidelijke maatschappelijke betekenis. Dat 50-plussers op het terrein van coaching een speciale rol kunnen vervullen blijkt zowel uit het project Samenspraak van Het Gilde in Amsterdam, alwaar een oudere wekelijks een gesprek voert met een jongere (al of niet allochtoon) om de voorbije week ‘door te nemen’ en naar de komende week te kijken. Inmiddels worden ook ‘coachende’ ouderen op speelplaatsen van scholen ingezet. Op het terrein van cultuurbehoud zou een specifieke bijdrage van ouderen niet misstaan terwijl een lokale klussendienst in een grote behoefte zou kunnen voorzien. Bij elk van deze suggesties blijft het uitgangspunt dat tweede ‘carrières’ flexibel ingevuld worden en bij voorkeur zo veel mogelijk aansluiten bij voorkeuren en sterke kanten van de persoon in kwestie. De maatschappelijke stages welke de laatste 10 jaar door enkele bedrijven voor oudere werknemers zijn opgezet passen ook uitstekend in deze ontwikkeling.

Hardnekkig gebruik uittreksel GBA bij inschrijving school

Lees het gehele artikel

Begin maart hebben 162.000 leerlingen de resultaten ontvangen van de Eindtoets Basisonderwijs, beter bekend als de Citotoets. Ondanks Kamervragen en aandacht van het Ministerie van OCW, DUO en NVVB in 2011 dreigen 81.000 leerlingen onnodig een uittreksel GBA te kopen voor de inschrijving bij het voortgezet onderwijs. Kosten voor de ouders bedragen ongeveer €650.000,- Inmiddels biedt de helft van de gemeenten en het voortgezet onderwijs een meer klantvriendelijke manier om nieuwe leerlingen te identificeren. Dat blijkt uit onderzoek onder 153 gemeenten, uitgevoerd door Telengy.

In 76 deelnemende gemeenten aan het onderzoek is op een andere manier de identiteit van de toekomstige leerlingen voortgezet onderwijs vastgesteld. Dat komt overeen met 50% van de respondenten. In 2010 leverde nog 65% van de gemeenten een overbodig uittreksel. Kamervragen van de leden Heijnen en Çelik hebben in april 2011 geleid tot extra aandacht van het Ministerie van OCW, DUO en NVVB om deze administratieve last voor burgers tot een minimum te beperken. Uit het onderzoek blijkt dat een verbetering zichtbaar is, maar het blijft weerbarstige materie.

Mogelijke besparing voor gemeenten

Het niet meer leveren van een uittreksel GBA voor de inschrijving voortgezet onderwijs bespaart ook het nodige bij gemeenten. Het leveren van een uittreksel duurt ongeveer 4 minuten. Uitgaande van 81.000 leerlingen die nog een uittreksel vragen, levert het anders organiseren een besparing op van 5.400 uur bij gemeenten. De uittreksels worden vooral nog op papier geleverd, slechts enkele gemeenten bieden het uittreksel ook aan als digitaal bestand of via een persoonlijke internet pagina.

Uittreksel met een gouden randje

Uit het onderzoek blijkt verder dat de kosten voor een uittreksel GBA bij gemeenten nog steeds sterk verschillen. Zo kost het goedkoopste uittreksel €2,27 terwijl de meest luxe uitvoering beschikbaar is voor €15,-. De leges van het uittreksel zijn in 2011 licht gestegen t.o.v. de gemiddelde kosten in 2010, namelijk met 2%. Opvallend is verder dat de prijs mede afhankelijk is van de wijze van aanvragen. Gemiddeld is het schriftelijk aanvragen van een uittreksel GBA duurder dan via een bezoek aan het gemeentehuis. Een digitale aanvraag is gemiddeld het goedkoopst.

Anders organiseren

Voor inschrijving bij het voortgezet onderwijs hoeft de (toekomstige) leerling geen uittreksel GBA te overleggen. De school heeft enkel de volgende gegevens nodig: Burgerservicenummer (BSN), geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum en geslacht. Mogelijke andere manieren van organiseren zijn:

  • De leerling overlegt de gegevens aan school via een uitschrijvingsbewijs van de vorige school, ID-bewijs of geboortebewijs.
  • De leerling overlegt de gegevens aan school via een zorgpas (formeel niet toegestaan).
  • De gemeente levert rechtstreeks de benodigde gegevens aan de school, nadat de ouder daarvoor toestemming heeft gegeven.
  • De gemeente controleert de inschrijfgegevens, die de school aanlevert. De ouder heeft hiervoor toestemming gegeven aan de school.

Grip en regie op schuldhulpverlening

Lees het gehele artikel

Vanaf 1 juli 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) van kracht. De wet geeft aan gemeenten een verplichting om integrale schuldhulpverlening te organiseren. Hoe de gemeente dat doet, dient te worden vastgelegd in een beleidsplan. Deze verplichting is een goed moment om de verbinding te leggen met andere beleidsterreinen. Hiermee ontstaat samenhang en leveren de keuzes die u als gemeente maakt op het terrein van schuldhulpverlening een bijdrage aan de integraliteit van uw gehele sociale beleid. Telengy helpt u om die keuzes voor uw organisatie helder te krijgen en ze te verwoorden in een beleidsplan.

Onze aanpak

Onze adviseur gaat bij u aan de slag met de opdracht uw uitgangspunten als uitvoerder van de Wgs helder te maken en op te nemen in een traject ter besluitvorming. Hierbij zorgen we er voor dat de verbinding wordt gelegd met andere beleidsterreinen waaronder de WWB en de Wmo. Vanzelfsprekend maken de verplichtingen voortvloeiend uit de wet onderdeel uit van het plan zodat een voor besluitvorming gereed plan, wordt opgeleverd. De adviseur van Telengy werkt nauw samen met uw medewerkers en betrekt hierbij het maatschappelijk middenveld zoals maatschappelijk werk, kerken en charitatieve instellingen. Vanzelfsprekend wordt het proces op strategische momenten met u afgestemd.

Wat leveren we op?

  • Een Beleidsplan op maat, rekening houdend met de couleur locale.
  • Aanknopingspunten om een integrale verbinding tot stand te brengen met bestaand beleid in het kader van de WWB en Wmo.
  • Het voldoen aan de verplichtingen in het kader van de Wgs.

Uw investering

Wij hanteren een tarief van € 3.000,– excl. BTW. Dit is inclusief eventuele toelichting in het college. Bent u op zoek naar andersoortig advies inzake schuldhulpverlening binnen uw gemeente, of heeft u vragen over dit aanbod? Neem dan contact met ons op.

Uw voordelen

  • Schuldhulpverlening is geïntegreerd in uw organisatie.
  • U voldoet aan de wettelijke verplichting.
  • Een platform voor ketensamenwerking en effectiviteitsverbetering in het sociaal domein.

Ervaring

Telengy heeft meerdere gemeenten begeleid bij de voorbereiding op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Door die ervaring weet Telengy waar knelpunten, maar ook waar kansen liggen. Hierdoor kan Telengy u in een kort tijdsbestek helpen bij het maken van de keuzes die passen bij uw ambitie en organisatie.

De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT)

Lees het gehele artikel

De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) gaat voorzien in landelijke informatie over het grondgebied van Nederland. Voor gemeenten een kans en een uitdaging om maximaal te profiteren van deze nieuwe bron van informatie.

Veel gemeentelijke activiteiten betreffen haar grondgebied. Dit reikt van bestemmen tot het heffen van belastingen, van wijkinrichting tot milieumonitoring, van volkshuisvesting tot wegbeheer en verder. Goede informatie is hiervoor onontbeerlijk. Dat begint bij het grondgebied zelf: huizen, wegen, groen, water en meer. De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) gaat hierin voorzien. Hiermee komt betrouwbare informatie landelijk beschikbaar. Gebruik daarvan is verplicht, het is immers een basisregistratie. Veel meer nog is het een uitdaging om maximaal profijt te trekken van deze nieuwe bron van informatie. Hoe gaat u deze kans benutten?

De BGT benutten

Voor veel beleid- en werkprocessen is topografische informatie relevant. Is de BGT de ‘motor’ voor verbetering van uw ruimtelijke informatievoorziening? In het algemeen gaat het om drie vormen van gebruik. Allereerst de gebruikers die de topografie als ‘plaatje’ gebruiken. Dat zijn er veel. Wat is hun vraag en hoe voorziet u daarin? Is de inhoud van de BGT voldoende of is ook de zgn. plustopografie (conform Informatiemodel IMGeo) van belang?

Verder, de BGT maakt het mogelijk om ruimtelijke analyses te maken: gevolgen van milieu-ontwikkelingen, veiligheid op straat en vele andere. Wie brengt vraag en aanbod bij elkaar? Niet in het minst biedt de BGT kansen voor efficiencyverbetering. Het gaat dan vooral om het beheer van de openbare ruimte (groen-, weg- en rioolbeheer) en van de BAG (Basisregistraties voor Adressen en Gebouwen). Door de objecten in deze registraties af te stemmen op die in de BGT en IMGeo, wordt het onderhouden van de geometrie daarvan eenvoudiger en neemt de kwaliteit van deze registraties toe. Aandacht voor het herinrichten van deze werkprocessen loont. Wij helpen u graag om tijdig te beginnen met het benutten van de BGT.

De BGT opbouwen en beheren

De gemeente is één van de bronhouders van de BGT. Dit betekent dat zij verantwoordelijk is voor de feitelijke bijhouding van het merendeel van de BGT-objecten binnen het gemeentelijk grondgebied, eventueel uitgebreid tot de ‘plustopografie’. Deze ontwikkeling geeft gemeenten de gelegenheid de inwinning, bijhouding en gebruik van haar geometrie – BGT én meer – eens goed tegen het licht te houden. Doet de gemeente dit in eigen beheer, besteed ze gedeelten uit, gaat ze een samenwerking aan met andere bronhouders of laat ze zich ‘ontzorgen’ door het SamenwerkingsVerband Bronhouders BGT (SVB-BGT)?

Vanuit dit perspectief kan ook naar de opbouw van de BGT gekeken worden: zelf doen, in samenwerking of uitbesteden? Wij helpen u graag om een weloverwogen keuze te maken en uw invoeringsproject en beheer- en gebruiksorganisatie daarop in te richten. Niet alleen de BGT zélf moet beheerd worden, ook de informatiestromen naar en vanuit de BGT. Zij stellen de gebruikers in staat de BGT te benutten en zorgen voor mutatiesignalen. Dat vraagt om aandacht voor uw informatievoorziening, in relatie tot de verschillende basisregistraties die al in gebruik zijn bij uw gemeente. Graag helpen wij u het gegevensmanagement hierop aan te passen.

De BGT: uw uitdaging, onze bijdrage

Op alle aspecten van de invoering van de BGT kunnen wij u adviseren en ondersteunen om de BGT tot een succes te maken. Of het nu gaat om inhoudelijke vraagstukken, strategische keuzes, projectbeheersing, verandermanagement, organisatorische consequenties, samenwerkingsscenario’s, procesinrichting, impact op medewerkers, verbetering van de (geo-)informatievoorziening of softwarekeuzes. In onderstaande figuur geven wij een impressie:

De BGT en Telengy

De ervaren adviseurs van Telengy weten als geen ander inhoud, organisatie, medewerkers en verandertraject met elkaar te verbinden. De organisatie opereert daarbij volledig onafhankelijk van andere partijen, zonder enige voorkeur voor systemen, leveranciers en samenwerkingsverbanden. Het belang van uw organisatie staat immers voorop.

Overheid in Beweging Het Nieuwe Werken

Lees het gehele artikel

Met als titel ‘Bij de tijd’ gaat deze Overheid in Beweging over het nieuwe werken. Onderwerpen als slimmer werken, de e-overheid, het gebruik van de laatste technologie en lifehacking komen aan de orde. Want we zien ook bij gemeenten in het hele land het besef dat deze tijd vraagt om nieuwe manieren van werken.

Daarom gaat deze OiB onder meer over de tablet-PC als oplossing bij bezuinigingen, waarom lifehacking gelukkig maakt en over de DPS-matrix in de sociale zekerheid.

In de Overheid in Beweging Het Nieuwe Werken:

Laat u door de boeiende praktijkervaringen van uw ketencollega’s in deze OiB inspireren:

  • Slimmer werken
    Benut kansen web 2.0
  • Tablet-pc als oplossing bij bezuinigingen
    Hans de Kunder: “Stapje voor stapje invoeren”
  • Jonge talenten Telengy voor toekomstgerichte gemeenten
    “Bij de tijd, speel in op de toekomst”
  • Digitale dienstverlening
    Gemeente aan de deur en onder het toetsenbord
  • Ingrid Hoogstrate, KING
    “Invoering e-overheid verloopt naar verwachting”
  • Op de bres voor minder bureaucratie
    Kafka Briade blijft bewust rebels
  • Dashboard voor daadwerkelijke sturing
    “Minder kengetallen, meer going business”
  • Informatiemanagement Veiligheidsregio
    Koppelen informatiesystemen van levensbelang
  • ‘Enorm bereik’
    Social media onderdeel communicatiestrategie
  • De DPS-matrix
    ‘Nieuwe werken in de lokale sociale zekerheid’
  • Boek
    Hoe word ik succesvoller dan mijn collega’s?
  • Martijn Aslander
    Lifehacking maakt gelukkig
  • Urban Augmented Reality
    De ontworpen omgeving op je smartphone

U kunt deze Overheid in Beweging Het Nieuwe Werken hieronder downloaden:

Overheid in Beweging Het Nieuwe Werken

Besparen op aanwezige contracten met de CL-scan

Lees het gehele artikel

Uit onderzoek blijkt dat gemeenten de afgelopen jaren gemiddeld 120 unieke leveranciers in huis hebben gehaald met elk hun eigen contract. Van u wordt verwacht dat u precies weet welke contracten u in huis heeft én of deze afgesloten contracten nog wel voldoen. Het onderhouden van de contracten die u met uw leverancier bent aangegaan komen, buiten het jaarlijks en vaak automatisch verlengen, nauwelijks aan bod. Jammer, want met het onderhouden van deze contracten kunt u rekenen op besparingen, maar vooral op zekerheid. Zekerheid over wat u van uw leverancier en voor uw geld mag verwachten. Vragen die in de praktijk veel gesteld worden, zijn:

  • Had de leverancier nou inspannings- of resultaatverplichtingen?
  • Houd de leverancier mij op de hoogte, of moeten wij zelf signaleren en zelf om updates vragen?
  • Zijn de leveranciers eigenlijk al een keer op bezoek geweest, en wat waren de resultaten?
  • Wanneer lopen de contracten eigenlijk af?
  • Wat kost de verlenging van het contract, gaat dit automatisch?
  • Wil ik de contracten eigenlijk nog wel onverkort verlengen, of zijn er betere alternatieven?
  • Welke termijn voor opzegging is van toepassing?
  • Is het contract nog wel actueel en geoptimaliseerd voor de huidige situatie? We staan als organisatie immers niet stil!
  • Wanneer ik contracten naast elkaar bezie, wat is dan de mate van overlap? (dubbel betalen voor hetzelfde onderdeel)
  • Voldoen de afspraken in het contract aan de verwachtingen van de organisatie?
  • Kan ik op licenties besparen? (gebruik, beheer, onderhoud en opleidingen)

Telengy CL-scan

Herkenbaar? Wij weten net als u dat u kunt besparen door de aanwezige contracten eens tegen het licht te houden. Maar vaak ontbreekt het aan tijd of de juiste kennis. Telengy heeft voor u de oplossing: De CL-scan!

De CL-scan geeft antwoord over de status van uw contract- en licentiehuishouding, en meer. U ontvangt een compleet overzicht hoe uw contract- en licentiehuishouding en er voor staat, u ontvangt tips over hoe u uw  en hoe u dit kunt verbeteren en waar u kunt besparen. Er wordt gekeken hoe het onderhoud van de licenties beter kan worden ingericht, waar u uw onderhandelingspositie kunt verbeteren met uw leveranciers, maar ook hoe u hetzelfde kunt bereiken door anders naar oplossingen te kijken.

De CL-scan bestaat uit twee fasen, te weten een quickscan en een fullscan. De quickscan legt bloot of er besparingen en verbeteringen mogelijk zijn. Als de quickscan aanleiding geeft tot het realiseren van substantiële verbeteringen, wordt aangevangen met fase 2; de fullscan (met uitgebreide managementrapportage). De quickscan fase duurt maximaal 1 dag. De tweede fase komt tot stand op basis van uw specifieke situatie.

Kosten en opbrengsten

Wanneer u gebruik wilt maken van de CL-scan hebben wij voor u een uniek aanbod; Voor de quickscan betaalt u slechts € 1.000. Wilt u op basis van de quickscan verdergaan met de fullscan dan bedraagt het basistarief hiervoor € 5.000.

Wanneer de fullscan reële besparingen aantoont in de periode van 2011 – 2015 van meer dan € 20.000 betaalt u een prestatietarief van € 5.000. Bij een besparing boven de € 50.000 is het prestatietarief € 10.000 en boven de € 100.000 bedraagt het prestatietarief van € 15.000. Het prestatietarief wordt toegevoegd aan het basistarief. Als voorwaarde geldt dat geconstateerde besparingsmogelijkheden objectief aantoonbaar zijn. Met de CL-scan krijgt u een actueel inzicht in uw contract- en licentie-huishouding én weet u direct hoe u ervoor staat. U heeft dus alles te winnen!

n.b. alle genoemde bedragen zijn exclusief BTW

Haal meer uit uw investeringen in e-Overheid

Lees het gehele artikel

Gemeenten investeren in e-Overheid. Het ministerie van BZK houdt via “Overheid.nl Monitor”  bij hoe overheidsorganisaties zich ontwikkelen op het gebied van elektronische dienstverlening. Dit gebeurt één maal per jaar met een onderzoek naar de websites van overheidsorganisaties, waarbij deze met elkaar worden vergeleken op dit gebied.

Via “Overheid.nl Continue Monitor” wordt maandelijks een ranglijst opgesteld. Het gaat hier om de websites van Gemeenten en Deelgemeenten, Waterschappen, Provincies en Ministeries. Er wordt beoordeeld op de volgende aspecten:

  • Standaarden
  • Transparantie: openbaarheid van overheidsinformatie
  • Dienstverlening
  • De Burger Centraal
  • Interactieve verwijzingen
  • Toegankelijkheid

Hoe kan de ranglijst voor uw gemeente werken?

Stelt u zichzelf eens de volgende vragen: Welke inspanningen doet uw organisatie op het gebied van de e-Overheid. Hoe maakt u uw vorderingen op dit gebied inzichtelijk en meetbaar? Hoe houdt u uw organisatie bij de les wat betreft dit onderwerp?

De “Overheid.nl Monitor” is hiervoor het instrument. Mits goed en effectief ingezet kan de monitor voor uw interne organisatie een stimulans zijn om de inspanningen op e-Overheid te intensiveren.

Begeleidingsprogramma

Telengy heeft een stimulerend en enerverend begeleidingsprogramma ontwikkeld dat uw organisatie verder helpt en uw investeringen beter laat renderen. De “Overheid.nl Monitor” wordt hierbij ingezet om dit meetbaar te maken.

Het begeleidingsprogramma is er op gericht om twee aspecten uit de Overheid.nl Monitor als speerpunten te benoemen en hiervoor een concreet actieplan op te zetten waar u als gemeente actief mee aan de slag gaat.

De gekozen aspecten zullen optimaal binnen uw organisatie worden ingericht. Omdat alle aspecten natuurlijk met elkaar verbonden zijn, zullen de overige vier aspecten vanzelf meeontwikkelen. Het doel is om het niveau rondom uw e-Overheid structureel te verbeteren en vanuit de hele gemeente meer draagvlak te ontwikkelen zodat de e-Overheidsgedachte een vanzelfsprekendheid wordt binnen de organisatie. Het resultaat zal een aantoonbare verbetering van de klassering binnen de Overheid.nl Monitor zijn.

Een Telengy coach begeleidt uw gemeente – of u nu hoog of laag staat op de ranglijst van de Overheid.nl Monitor – aan de hand van een in de praktijk bewezen methode, naar de gewenste resultaten.

Procesmanagement gemeenten: anders organiseren

Lees het gehele artikel

Vaak zijn we geneigd om complexe vraagstukken in kleine, begrijpbare stukjes te hakken. Maar het risico is dan dat de samenhang, en dus het begrip, verloren gaat. De publicatie ‘Procesmanagement in gemeenten, anders kijken naar organiseren’ door Jan Glastra van Loon, Philippe van Hartingsveldt en René van Velzen, biedt een hollistische en praktische kijk op procesmanagement. Met een voorwoord van prof.dr.ing. Teun Hardjono, voorzitter van de stichting SqEME.

Een artikel van Ton de Wit, verschenen in Proces en Document, maart 2011.

De publicatie ‘Procesmanagement in gemeenten, anders kijken naar organiseren’ stelt dat organisaties sociale samenwerkingssystemen zijn. Zoiets ontwerp je niet achter je tekentafel en dropt er vervolgens mensen in. Want de samenleving is tegenwoordig zo complex dat je processen niet langer in een reeks ja/nee keuzes kunt vatten. Dus een gedetailleerder beschrijving van een complex proces geeft de werkelijkheid ervan allang niet meer weer. Zo’n proces gebeurt in principe geen twee keer op dezelfde manier. Inzicht in samenhang verwerf je eerder door ingewikkelde processen op hoofdlijnen te beschrijven. Procesmanagement in gemeenten biedt voor zulk inzicht uitstekende handvatten. Het richt zich op het kijken vanuit vier venster? Het bestaansrecht van de hoofdstructuur van de organisatie, de informatie-uitwisseling, de voorzieningen, en het beschrijven, meten en verbeteren van de prestaties. Zo krijg je een samenhangend beeld.

Klantperspectief

Onze complexere samenleving resulteert ook in complexere opgaven voor de gemeentelijke overheid. En omdat de overheid toegevoegde waarde moet bieden aan de maatschappij, dient ze de processen vanuit het klantenperspectief in te richten. Iemand die bijvoorbeeld een persoonsgebonden budget voor woningaanpassing en mantelzorg aanvraagt, weet wellicht niet dat hij ook te maken krijgt met de Wmo of met een omgevingsvergunning. Wij wil niet steeds opnieuw naar de gemeente om deze zaken afzonderlijk te regelen. Integraal zo’n klantvraag behandelen, betekent horizontaal in plaat van verticaal organiseren, dwars door afdelingen heen. Dit vraagt om taakvolwassen medewerkers, bereid en in staat om vanuit het klantenbelang te denken en samen te werken.

Werkwoorden

De publicatie focust dan ook op samenwerking, externe oriëntatie en afdelingsoverschrijdend werken in plaats van op traditionele taken en bevoegdheden. Advies: kijk naar wie met wie samenwerkt. Leg de focus op opgave en werk. Daarvoor hoef je niet de reorganiseren. Want wat zijn de werkwoorden? Als die werkwoorden samen vormen bij gemeenten vaak gesloten ketens. Dat zijn bij uitstek de processen of producten die je er als eerste uit kunt halen.

Procesmanagement, daar gaat het om bij de huidige opgaven. Bezuinigingen gaan al gauw over te veel ambtenaren. Laat ambtenaren zelf inzicht geven in wat er eigenlijk gebeurt in gemeenten. Beoordeel niet op basis van afzonderlijke processen, maar kijk op een integrale manier.

Neem bijvoorbeeld de invoering van de Wabo. De ervaring leert dat de vergunningprocessen op grote schaal zijn omgebouwd. Maar maakt dat de processen eenvoudiger en goedkoper? Nee, vaak zijn er extra stappen toegevoegd die de klant niet verder helpen. En hoe voorkom je dergelijke situaties nu? Vraag eerst wat de gemeente met de vergunningen beoogt, doe dit effect gemeten wordt en hoe je het vervolgens samen slim kunt organiseren. Door vanuit de vier vensters van buiten naar binnen te kijken, kun je het proces fundamenteel efficiënter inrichten. Schaarse middelen worden dan bewust ingezet. Maar de procesinrichting vooral lean- dat is een prima onderdeel van een integrale en fundamentele aanpak. Dat is waar ‘anders kijken naar organiseren’ moet beginnen.

Opvragen publicatie ‘Procesmanagement in gemeenten: anders organiseren’

Vul hier uw gegevens in. U krijgt dan een digitaal exemplaar toegestuurd.

    Uw naam (verplicht)

    Uw e-mail (verplicht)

    Uw organisatie

    Meer weten?

    Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Philippe van Hartingsveldt via tel. nr. 06 10 40 51 36.

    Invoering e-Overheid gericht op dienstverlening

    Lees het gehele artikel

    Voor gemeenten is dienstverlening nog steeds het leidende thema bij de realisatie van de e-overheid. Dat blijkt uit onderzoek onder 380 gemeenten. Het onderzoek geeft inzicht in zowel de voortgang van de e-overheid bij gemeenten als de ondersteuningsbehoefte bij de implementatie. Het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING) gaat de komende jaren gemeenten actief ondersteunen bij de implementatie. Gemeenten en Rijk maken hierover nadere afspraken in het bestuursakkoord.

    Focus op dienstverlening

    Recent onderzoek geeft aan dat in driekwart van de gemeenten dienstverlening het belangrijkste thema is in relatie tot de e-overheid. Daarbinnen spelen zaak- en procesgericht werken nadrukkelijk een rol. De gemeenten constateren dat er veel te verbeteren is in de verbinding tussen de landelijke NUP-bouwstenen en de eigen gemeentelijke ICT.

    Ondersteuningsbehoefte bij gemeenten

    Gemiddeld hebben gemeenten 37% van de 18 NUP-bouwstenen in gebruik, zoals de basisregistraties. Er zijn behoorlijke verschillen tussen gemeenten. Grotere gemeenten zijn over het algemeen verder dan kleinere gemeenten. De behoefte aan ondersteuning bij de invoering van de e-overheid is groot. De specifieke vraag en gewenste vorm van ondersteuning verschilt per gemeente en per bouwsteen. De roep om collectieve ondersteuning is prominent aanwezig. Meer dan 80% van de gemeenten vraagt hulp in de vorm van bijvoorbeeld regionale bijeenkomsten, kennisbanken of de ontwikkeling en implementatie van architecturen en standaarden.

    Implementatieaanpak e-overheid

    KING gaat de komende jaren gemeenten actief ondersteunen bij de invoering van de e-overheid. Gemeenten en Rijk maken in het bestuursakkoord hierover nadere afspraken. Daarbij is ook aandacht voor de financiering van de ondersteuning. De uitkomsten van het onderzoek zijn input voor de afspraken in het bestuursakkoord. In april organiseert de VNG roadshows om samen met de gemeenten de ondersteuningsaanpak uit te werken.

    Slimmer organiseren door samenwerking

    Meer en meer gemeenten werken samen om de e-overheid te implementeren. Momenteel werkt 72% van de gemeenten samen op het gebied van ICT. Toekomstige samenwerkingsplannen van gemeenten richten zich vooral op techniek (47%), maar ook op de procesinrichting en informatiehuishouding van gemeenten (23%) en in mindere mate op strategie en beleidsontwikkeling (13%). Slim samenwerken is een speerpunt in de dienstverlening van KING en VNG aan gemeenten.

    Uitvoering onderzoek

    Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) hebben het onderzoek laten uitvoeren door KING en ICT Uitvoeringsorganisatie (ICTU). De onderzoeksresultaten zijn beschikbaar via de website e-overheid in beeld bij gemeenten. 380 gemeenten (90% respons) hebben in de periode oktober 2010 tot maart 2011 deelgenomen aan het onderzoek. Het onderzoek bestond uit zowel een digitale vragenlijst als interviews gehouden met e-coördinatoren en beslissers bij gemeenten.

    Meer informatie